Hij wist, dat
tante in haar hart wel voor hem op de knieën zou willen vallen en
voelde zich, al snikkende, eigenlijk door de overtuiging gestreeld.
Toch wilde hij geene signalen geven, noch evenmin op die van tante
acht slaan.
Hij wist, dat er nu en dan, door een nevel van tranen, smeekende
blikken op hem geworpen werden, maar hij hield zich alsof hij dat
niet bemerkte. In zijne verbeelding zag hij zich als doodziek te
bed liggen en tante over hem heengebogen, om een woord van
vergiffenis smeekende; maar hij lag daar, met het hoofd naar den
muur gekeerd en stierf zonder dat dit woord gesproken werd. Hoe zou
zij zich dan wel voelen? En hij verbeeldde zich, dat hij uit de
rivier opgehaald en dood te huis werd gebracht met druipnatte haren
en handen die zich niet meer roeren konden en een hart dat niet
meer klopte, zag hoe zij zich op hem wierp, in tranen baadde en God
smeekte haar haren jongen terug te geven, dien zij nooit, nooit
meer valsch zou beschuldigen. Doch hij lag daar koud en bleek
neder, zonder een teeken van leven te geven—hij, de arme lijder
wiens smarten nu geleden waren. Langzamerhand verdiepte hij zich
zoozeer in deze sombere gedachten, dat hij een brok in zijn keel
voelde en nauwelijks kon slikken. En zijne oogen zwommen in een
stroom van [23]water, die bij elken snik overvloeide en
langs zijn neus naar beneden druppelde. Ja, het genot van zijn
smart te koesteren werd zoo groot, dat hij het door geen wereldsche
vreugde of luide vroolijkheid wilde laten verstoren. Toen dan ook
zijn nicht Marie dansende de kamer inkwam, opgetogen van blijdschap
dat zij weer te huis was na een eeuwenlange week buiten te hebben
doorgebracht, stond hij op en stapte in wolken en duisternis de
achterdeur uit, terwijl zij vroolijkheid en zonneschijn door de
voordeur binnenliet. Hij verwijderde zich ver van de gewone
vereenigingsplaatsen zijner makkers en zocht eenzame plekjes op, in
overeenkomst met zijne gemoedsstemming. Op een in de rivier liggend
stuk van een houtvlot zette hij zich neder en beschouwde den
somberen, onafzienbaren stroom, met het verlangen van op eens door
dezen verzwolgen te worden, zonder den onaangenamen weg te gaan die
door de natuur wordt voorgeschreven. Toen dacht hij aan zijn bloem!
Hij haalde haar voor den dag. Helaas! zij was verkwijnd en verlept,
en zijne droefheid werd nog grooter. Hij vroeg zich af: Zou
zij medelijden met hem hebben, indien zij het wist? Zou
zij schreien en wenschen, dat zij hare armen om zijn hals
mocht slaan om hem te te troosten? Of zou ook zij, evenals
de geheele valsche wereld hem den rug toekeeren? Deze gedachte was
zoo folterend en toch zoo zalig te gelijk, dat hij haar op allerlei
wijzen ging uitwerken, totdat zij op het laatst een akelig
schrikbeeld werd. Eindelijk stond hij zuchtende op en wandelde in
de duisternis voort. Tegen half tien liep hij in de verlaten
straat, waar de aangebeden onbekende woonde. Hij bleef een
oogenblik stilstaan; zijn luisterend oor vernam geen geluid. Een
kaars wierp een bijzonderen glans op de gordijnen van het venster
eener bovenkamer. Zou de heilige [24]daar verblijf houden?
Hij klauterde de heg over, baande zich een weg door de planten,
totdat hij onder het verlichte venster stond. Een poos bleef hij
diep ontroerd staan kijken; toen ging hij op den grond op zijn rug
liggen, met de handen, waarin het verlepte bloempje verborgen was,
gevouwen op de borst. Dus wilde hij sterven, de koude wereld
verlaten, zonder dak boven zijn arm hoofd, zonder vriendelijke hand
om het doodzweet van zijn voorhoofd te wisschen, zonder een
liefhebbend gelaat om zich vol medelijden tot hem voorover te
buigen, wanneer de bange doodsstrijd kwam. En zoo zou zij
hem zien, als zij in den vroolijken morgen naar buiten keek. En o!
zou zij een traan op zijn arm lijk laten vallen? Zou zij een zucht
slaken, als zij zulk een jong leven zoo ruw verwoest en zoo
ontijdig afgesneden zag?
Daar ging het raam open, de schrille stem van eene dienstmeid
ontheiligde de plechtige stilte en een stortbad van ijskoud water
doorweekte den martelaar, die daar achterover op den grond lag.
Onze half gesmoorde held sprong op met een kreet, die hem
verlichtte. Toen kwam er een gesuis in de lucht als van een
slingersteen, vermengd met het mompelen van een vloek, waarop een
geluid volgde als van rinkelend glas en van voetstappen, die over
den muur klommen en in de duisternis wegstierven.
Niet lang daarna, toen Tom ontkleed, bij een eindje vetkaars,
zijn doorweekt pak stond te bekijken, werd Sid wakker.
Indien het denkbeeld om te klikken een oogenblik in zijne ziel
opkwam, werd hij daarvan door een onheilspellende uitdrukking op
Toms gelaat teruggehouden.
Deze laatste stapte in bed zonder zijn gewoon avondgebed op te
zeggen, en Sid maakte in stilte proces-verbaal op van dat verzuim.
[25]
[Inhoud]
Hoofdstuk IV.
De zon ging op over een rustende wereld en wierp hare weldadige
stralen over het vreedzame stedeke St. Petersburg. ’s Zondags na
het ontbijt was tante Polly gewoon huiselijke godsdienstoefening te
houden. Deze begon met een gebed, bestaande uit een reeks
bijbelplaatsen, bedekt met een dunne laag woorden van eigen
vinding, en eindigde met een van grimmigheid overvloeiend hoofdstuk
uit de Mozaïsche wetgeving.
Na afloop daarvan omgordde Tom, om zoo te spreken, zich de
lendenen en ging aan het werk om zijne teksten in het hoofd te
krijgen. Sid had zijne les dagen vooruit geleerd, maar Tom moest al
zijn krachten inspannen om vijf verzen te onthouden ofschoon hij
een gedeelte van de Bergrede gekozen had, daar hij geene teksten
kon vinden die korter waren.
Een half uur had Tom een vaag begrip van het geheel, maar meer
niet, want zijn geest zwierf over het gansche veld der menschelijke
gedachten en zijne handen hielden zich tot afleiding met allerlei
vermakelijke kunstjes bezig.
Marie nam het boek om de les te overhooren en hij trachtte den
weg door den zwaren mist te vinden.
“Zalig zijn de ar-r.... ar....”
“Armen.”
“Ja- de ar-remen; zalig zijn de ar-remen.”
“Van geest.”
“Van geest. Zalig zijn de armen van geest, want zij...
zij...”
“Want hunner...” [26]
“Want hunner. Zalig zijn de armen van geest want hunner...
1 comment