Ik ben zelfs een keer gaan zwemmen, maar bij die ene keer is het gebleven. ’s Avonds luisterden we op de grote Stromberg-Carlson naar cbc. Ik las. Sally las. Er was een ruime verzameling boeken van Nelson deMille en Frederick Forsyth in huis. We vreeën. We dronken gin met iets. In de vriezer in de kelder vonden we pizza’s. Het rustieke restaurant dat open bleef had op donderdag én vrijdag een Thanksgivingbuffet. Voor jagers. Er waren zo veel slechte manieren om de feestdagen door te brengen, dat wij deze een heel goede vonden. Anders gezegd, we genoten ervan. Op zaterdagmiddag verveelden we ons te pletter (wie niet in New Hampshire?) en brandden we van ongeduld om naar New Jersey terug te gaan. De mantra van de reiziger: blij uit en blij thuis.
Op Labor Day dit jaar, toen ik me bepaald niet top voelde na de slijtageslag in het Mayo, bedacht ik dat het lang geen gek idee zou zijn om deze Thanksgiving, zo vlak voor de milleniumwisseling en zonder de mogelijkheid naar de hut van de Caldwells te gaan, in familieverband weer eens naar Lake Laconic te gaan, de toerist uit te hangen, een Bed & Breakfast te kapen, wandelingen te maken, door koude stroompjes te waden, te kanoën, van rots naar rots te springen, te proberen arenden te spotten en in de luister van de late herfst wijn (geen gin) te drinken. Een niet al te heftig gezinsuitje in een periode dat ik me niet zo lekker voel.
Alleen is het zo dat Paul, mijn inmiddels zevenentwintigjarige zoon die muurvast zit in een doorsneebestaan in Kansas City waar hij grappige teksten verzint voor wenskaartenmoloch Hallmark (‘icoon van Amerika’), heeft gezegd dat hij niet komt als hij helemaal naar New Hampshire moet met ‘dat zeikweer daar’. Hij moet op maandag weer werken en wil in elk geval bij zijn moeder langs, mijn ex, die op het moment in Haddam woont.
Clarissa, mijn dochter van vijfentwintig, vond wel dat een zachte landing aan Lake Laconic ‘heilzaam’ voor mij zou kunnen zijn en me een ‘behoorlijk intense zomer’ zou kunnen helpen verwerken. Samen met haar vriendin en voormalige huisgenote, de bloedstollend mooie Cookie Lippincott, nam ze de touwtjes in handen toen ik met een luier om en bloedchagrijnig uit Mayo was teruggevlogen. (Lesbiennes zijn perfecte verpleegsters, precies zoals je verwacht: toegewijd maar opgewekt, grootmoedig maar consequent, competent maar begripvol; ook als je toevallig de vader bent.) In de eerste fase van mijn herstel heb ik ze meegenomen naar mijn eigen stekkie in het bos, de Red Man Club aan de Pequest, waar we kleiduiven hebben geschoten, gin-rummy hebben gespeeld, tot middernacht op beekforel hebben gevist en in de langgerekte serre op geurige canvas legerveldbedden hebben geslapen. We zijn een paar keer naar het Vet-stadion gereden om de laatste Phillies-wedstrijden van het seizoen te zien. We hebben ons laten uitkleden in Atlantic City. We hebben een tocht gelopen op de Ramapo (het makkelijke deel van de helling). We zijn onze eigen gids geweest in alle natuurparken, hortussen en vogelbeschermingsgebieden in de gids. We hebben dezelfde romans gelezen om onder het eten te bespreken. We zijn erin geslaagd een gezinssituatie te creëren – niet een gewone, maar wat is gewoon? – een situatie die me weer op de been hielp, me hielp weer recht te piesen, die mijn zinnen verzette en me deed beseffen dat ik me over mijn dochter niet al te veel zorgen hoefde te maken (wat niet geldt voor mijn zoon).
Maar net toen dat allemaal aan de gang was, besloot mijn dochter ineens een ‘andere’ richting in te slaan en verliet ze Cookie om ‘weer eens een man te nemen, voor het te laat was’ (wat dat ook mag betekenen). Omdat haar broer al had afgezegd, betekende het dat in een middag tijd mijn idyllische Thanksgiving in New Hampshire aan gort lag en alleen mijn huis in Sea-Clift overbleef.
Voor komende donderdag heb ik dus bij Ethisch Eten, de biologische winkel in Mantoloking, waar ze beloven dat alles ‘zo lekker is dat je niet merkt dat je niet vergiftigd wordt’, een ‘grote vogel et tout à fait’-Thanksgivingpakket besteld. Het wordt geleverd met porseleinen vaatwerk, Engels bestek, kristallen glazen, Ierse servetten zo groot als Rhode Island, een doos Sonoma rood en als pièce de résistance een suikerloze, bloemloze, reuzelloze – en dus lekkerloze – johannesbrood-pompoentaart die je geproefd moet hebben voor je doodgaat. En dat voor maar tweeduizend dollar.
Ik heb een bescheiden gastenlijst opgesteld: Clarissa (mogelijk met een nieuwe vriend), Paul die met de vrouw die veel voor hem betekent vanuit KC komt gereden, en Wade Arsenault (weduwnaar en hervonden oude vriend van ergens in de tachtig die als vader van een vroegere vlam een merkwaardige schoonvaderrol vervult). Ik heb ook twee vrienden uit Haddam uitgenodigd, Larry Hopper en Hugh Wekkum, goede gasten van mijn bouwjaar, en mede-oprichters van onze vroegere Club van Gescheiden Mannen, kameraden uit de kwade oude dagen toen we als verse singles nog niet eens onze eigen veters konden strikken. Anders dan ik, en wellicht verstandiger, zijn Hugh en Larry niet hertrouwd. Op een gegeven ogenblik kwamen ze erachter dat dat nooit zou gebeuren, dat ze gewoon de lage versnelling niet konden vinden om de klim te maken naar weer een nieuwe liefdesrelatie, dat ze zich niet eens een voorstelling van een kus met een vrouw konden maken.
1 comment