Ik sta strak van de zenuwen omdat ze over van alles kan gaan beginnen: over mijn gezondheidstoestand, over die van haar en over onze kinderen, allebei volwassen en allebei zorgbarend. En ze kan met de verrassende mededeling komen dat er weer een cavalier in haar leven is verschenen (een gebeurtenis waar een ex je altijd deelgenoot van schijnt te moeten maken). Ik ben ook van plan even vlug bij mijn tandarts langs te gaan voor een tussentijdse aanpassing aan mijn splint (die ik bij me heb). En om twee uur heb ik een ‘steungroep’-afspraak; dat is die afspraak waarnaar ik uitkijk.

De ‘steungroep’ is een netwerk van voornamelijk inwoners van centraal New Jersey, dat als enige doel heeft anderen bij te staan (vrouwelijke steungroepers beweren de zaak meer vanuit een menselijke/verzorgende hoek te benaderen, maar persoonlijk merk ik dat niet zo). De gedachte achter de steungroep is dat veel mensen met problemen alleen maar behoefte hebben aan af en toe wat goede raad. Het gaat niet om problemen waarvoor je naar de psych gaat, waarvoor je in de drugs vlucht of een mede door het Blauwe Kruis betaalde reeks gesprekken voert, maar gewoon om iets waar je alleen niet uitkomt, iets wat niet vanzelf verdwijnt en waarover je je na een zinnig gesprek een stuk beter voelt. Een goed voorbeeld: stel, je hebt een zeilboot, maar je kunt er niet zo goed mee overweg. En na een tijdje kom je erachter dat je bang bent om op de rotsen te pletter te slaan, jezelf in levensgevaar te brengen of je investering kwijt te raken en zie je ertegen op om in dat kloteding te stappen. Al die tijd ligt hij bij Brad in de jachthaven van Shark River in een ontzettend duur droogdok, ontstaat er aanzienlijke schade aan de constructie omdat hij te lang op de wal ligt en ginnegapt achter je rug het personeel van de werf om het domme groentje dat je bent. Uiteindelijk blijf je er helemaal weg, ook al wil je dat eigenlijk niet, en van de weeromstuit ban je elke gedachte aan je zeilboot uit je gedachten; het is net als wanneer je niet wilt denken aan een moord die je tientallen jaren geleden hebt begaan en waarvoor je in een andere staat en met een nieuwe identiteit vervolging ontloopt, maar waarvan je elke nacht om vier uur wakker wordt, diep ellendig en badend in het zweet.

Over dat soort problemen gaan steungesprekken, en vaak richten ze zich op de fatale gevolgen van een tegenvallende impulsaankoop of een verkeerde beslissing betreffende een huis of ingehuurde krachten. Als makelaar weet ik daar veel van. Nog een voorbeeld: hoe ga je ermee om als Bettina, je Nederlandse hulp, geen hand meer uitsteekt, de hele dag met koffie en een sigaret in de keuken voor de buis zit, naar het buitenland belt en jij haar niet in het gareel weet te krijgen of, in het ergste geval, niet weet hoe je haar de laan uit moet sturen. Als steungroeper geef ik dan een vriendenadvies: doe die boot van de hand óf neem het komende voorjaar een paar privélessen bij de zeilvereniging (daar heb je best de tijd voor; zo’n ding hoort jaren mee te gaan). En ik kan een briefje schrijven dat de vragende partij aan Bettina voorleest of in de keuken neerlegt en dat, in combinatie met een forse cheque, Bettina ertoe beweegt zonder heisa haar koffers te pakken. Ze is waarschijnlijk toch illegaal en ongelukkig.

Iedereen die een beetje nuchter nadenkt over hoe het er in de wereld aan toe gaat kan dergelijke adviezen geven. Toch zijn er verbazend veel mensen zonder vrienden om bij te rade te gaan of zonder vertrouwen in zichzelf. Ze draaien continu door terwijl de oplossing vaak zo simpel is als het aandraaien van een wielbout.

We bieden mensen de kans mens te zijn, te zoeken én te vinden. Dat is de gedachte achter de steungroep. Zonder tegenprestatie, in geld noch in vragen.

Ik rijd wel vaker naar Haddam. Weliswaar heb ik vrijwel tien jaar lang een gelukkig leven aan de kust geleid, heb ik een nieuwe vrouw, een nieuw huis en een nieuwe zaak (Verstandig Vastgoed & co), weliswaar heb ik een totaal ander leven, maar ik heb mijn band met Haddam niet laten verslappen. De plaats waar je hebt gewoond zegt iets, mogelijk iets belangwekkends, over jou, namelijk wie je bent geweest. En wie je bent geweest heeft altijd zijn eigen charme en troost. Zo houd ik ook mijn makelaarsvergunning voor Haddam aan, verwijs ik soms door naar de United Jersey Bank, waar ik de meeste employees ken, en doe ik af en toe een taxatie voor ze. Ik heb er een tijdje twee huurpanden gehad (en met veel geld onderhouden), maar die heb ik verkocht toen er eind jaren negentig opeens een renovatiegolf op gang kwam. En ik heb een aantal jaren in het bestuur van het Theologisch Instituut gezeten – tenminste, totdat die rottige Nieuw Licht-Koreanen de school in zijn geheel opkochten, de naam in Nieuw Licht-seminarie veranderden (verlossing door gedisciplineerd denken) en mij werd gevraagd terug te treden. Ook heb ik mijn lichamelijke infrastructuur (medisch, mondhygiënisch) in Haddam geconcentreerd, waar de professionele normen aan de belastinggrondslag zijn gekoppeld. En om heel eerlijk te zijn, dikwijls beurt het me gewoon op wanneer ik in de lommerrijke straten een huis verbouwd of verbeterd zie, zie welke woningen koopflats zijn geworden, wat tegen welk astronomisch bedrag te koop staat, waar het bestemmingsplan van een historische straat is veranderd en waar ze iets hebben platgegooid, opgeknapt of verfraaid, maar ook wanneer ik stilletjes (meestal vanuit mijn auto) de vertrouwde bleke gezichten gadesla van mensen die in de jaren zeventig mijn buren waren, gezichten die met het verstrijken van de tijd van een nieuw, zachter patina zijn voorzien.

Natuurlijk is het soms ook zo, op onvoorspelbare maar onontkoombare momenten, dat alles met een zwaar gordijn bedekt lijkt; de lucht wordt dan tegelijkertijd drukkend en ijl, de aarde onder mijn voeten verhardt zich, de straten zijn diepe gaten, de huizen lijken allemaal overdreven nieuw en ik krijg de bibbers. Maar dan maak ik rechtsomkeert, zet mijn alarmlichten aan en rij als de wiedeweerga terug naar Sea-Clift, naar de oceaan, naar het uiterste puntje van het vasteland, naar mijn nieuwe, zelf verkozen leven. En zet ik met genoegen Haddam weer een halfjaar uit mijn hoofd.

Wat is thuis dan, vraagt u zich misschien af. De plaats waar je voor het eerst het daglicht ziet of de plaats waar je zelf voor kiest? Of is het het plekje dat telkens aan je trekt, ook al adem je er minder goed en is de toekomst er voorbij, het plekje waar ze je liever kwijt dan rijk zijn en dat je ooit zomaar kon verlaten, zonder om te kijken? Thuis? Het is een begrip om over te mijmeren als je bent geboren op de ene plek (zoals ik aan de zuidkust, waar de lucht stroperig is), bent schoolgegaan op de andere (in het ijzige midden van het land) en plotseling tot stilstand bent gekomen op een derde (waar je vervolgens jaren een passend ‘thuis’ voor anderen zoekt).