Thuis is misschien gewoon de plek waarvan je de plattegrond uit je hoofd kent, waar je op de pof kunt kopen, waar een bekende je bloeddruk meet, je lever betast, hier en daar met zijn vinger prikt en het aantal ångströms meet dat van je kiezen is gesleten. Anders gezegd, de plek waar je voornaamste zorgverleners je opwachten met het witte latex al stevig om de handen.

Een andere verplichting vanochtend is vertrouwensman en ad-hocadviseur zijn voor Mike Mahoney, mijn collega in de makelaardij, van wie enkele persoonsgegevens het vermelden waard zijn.

Mike, geboren in het verre Gyangzê in Tibet (het echte Tibet, niet Tibet in Ohio) is een drieënveertigjarige vastgoed-doordouwer van amper anderhalve meter hoog met typisch Chinese ingevallen wangen en ontwijkende spleetogen in een platte glunderkop en ingekorte armen, en, niet typisch Chinees, een paar spaarzame zwarte haren waardoorheen een glimmende, beige hoofdhuid schemert. Zijn ‘Amerikaanse’ naam heeft hij bij zijn eerste baan in de VS, bij een fabriek van bedrijfslinnengoed, door collega’s opgeplakt gekregen omdat ze hun tong braken op zijn geboortenaam, Lobsang Dhargey. Ik heb hem verteld dat het gebruik van een van beide namen, Lobsang of Dhargey, voor de zaak gunstig zou kunnen uitpakken. Maar hij zegt dat hij in die vijftien jaar hier gewend is geraakt aan Mike Mahoney en het wel leuk vindt ‘Iers’ te zijn. In feite is hij al een volbloed-Amerikaan, genaturaliseerd en al in de rechtszaal van Newark, samen met vierhonderd anderen. Niettemin zie je hem in gedachten algauw op een ontoegankelijke helling van de Qomolangma op een rituele hoorn blazen, in een donkerrood gewaad, op sandalen en pronkend met een gele punthoed; hij heeft het nooit gedaan, maar zo zie ik hem vaak voor me. U heeft gelijk als u zegt dat ik in geen honderd jaar had gedacht een Tibetaan als collega te krijgen en dat huizenkopers in New Jersey bij die gedachte wel eens kopschuw zouden kunnen worden. Maar wat betreft het tweede: die verwachting is niet uitgekomen. In de anderhalf jaar dat hij voor me werkt, vanaf het moment dat hij bij Verstandig Vastgoed binnenliep om te vragen of ik werk had, blijkt Mike waarlijk een gewiekst zakenman en een kei in het genereren van inkomsten: hij brengt doorlopend aanbod binnen, doet bezichtigingen en toont zich onverwacht vasthoudend en tegelijkertijd listig wanneer hij een bod moet loskrijgen, een acceptatie moet doordrukken, potentiële kopers moet ompraten, onderhandelende partijen in het ongewisse moet laten, hypotheekaanvragen moet versnellen en geld op de geëigende plaats, onze bankrekening, moet zien te krijgen.

Wat niet wil zeggen dat het normaal is om met iemand als hij onroerend goed te verkopen, ook al verschilt hij niet zoveel van de makelaar die ik, deels om dezelfde redenen als hij, met de jaren ben geworden. We vinden het geen van beiden erg om van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat onder vreemden te verkeren en voor iets anders lijken we niet bijzonder geschikt. Toch ben ik me ervan bewust dat een aantal concurrenten achter onze rug loopt te smiespelen als ze Mike ergens in een voortuin een bord van Verstandig Vastgoed in de grond zien steken. En ook al hoort een enkele potentiële klant vanbinnen een stemmetje dat roept: ‘Wacht eens even, is dat een Tibetaan verdomme, die me hier een strandbungalow laat zien!’, de meeste klanten zien Mike algauw als een van hen, maar dan bijzonder, waarna ze net als ik over zijn onverwachte Aziaat-zijn heen stappen en hem als een gewone tweevoeter behandelen.

Vanuit een satelliet in een baan om de aarde bezien verschilt Mike weinig van de meeste makelaars, die vaak sowieso al vreemde snuiters blijken te zijn: vaak mensen die Concordes hebben gevlogen, lijnverdedigers die in de nfl zijn uitgekomen, wetenschappers die Jack Kerouac hebben bestudeerd, vrouwen wier man er met een Vietnamese au pair vandoor is gegaan en vervolgens – tevergeefs – hemel en aarde bewegen om terug te mogen komen. De rol van makelaar is er tenslotte nooit een die je helemaal vervult, ook al speel je hem nog zo lang. Op de een of andere manier beschouw je jezelf altijd als ‘eigenlijk’ anders. Mike is zijn vreemde levensreis in Calcutta begonnen, toen hij daar halverwege de jaren tachtig als telefonisch verkoper van digitale inductieplaten en moleskin broeken voor een Amerikaans bedrijf bestellingen opnam van huisvrouwen in Pompton Plaines of Bridgeton en zo heeft hij ook Amerikaans geleerd. En toch is hij met de gebaren van zijn korte armpjes, zijn vriendelijke voorkomen en beangstigend montere kijk op het leven precies een wiskundeleraar met bril en lubberkin uit Iowa. En inderdaad, als huizenspecialist begrijpt hij dat hij de rol heeft van ‘metafoor’ voor de integrerende stateloze immigrant die zal blijven wie hij is (dat geldt vooral voor Tibetanen), maar zich niettemin ontwikkelt tot een nuttig, ambitieus burger die vreemdelingen als hijzelf helpt veiligheid en een dak boven het hoofd te vinden (hij heeft me verteld dat hij het een en ander van Camus heeft gelezen).

De laatste anderhalf jaar omarmt Mike geestdriftig zijn nieuwe roeping: hij is zich merkwaardig hip gaan kleden, heeft zich langzaamaan een vlak, accentloos nieuwslezerstaaltje aangemeten (soms lijkt zijn stem vanuit de coulissen te komen en niet uit hemzelf), heeft zijn beide kinderen op een dure particuliere school in Rumson gedaan, heeft zich tot zijn strot in de hypotheekschulden gestoken, woont niet meer bij zijn leuke Tibetaanse vrouw, is een fijne zilverkleurige Infinity gaan rijden, is opgehouden Tibetaans te spreken (makkelijk zat) en gaat nu met een meisje over wie hij me niets vertelt. Waarschijnlijk onderhoudt hij haar. En dat is allemaal prima. Het enige wat ik echt op hem aan te merken heb is dat hij Republikein is. (Officieel staat hij te boek als libertair: conservatief qua belastingen en vrijdenkend op sociaal gebied, waarmee je eigenlijk niks bent.) Maar hij heeft op die stomme Bush gestemd en net als vele geslaagde nieuwkomers zweert hij bij het plutocratische beginsel dat wat goed is voor hem, goed is voor iedereen (een levensopvatting die hem, zijn aanstekelijke enthousiasme ten spijt, enigszins van bezieling lijkt te beroven en een menselijk gebrek dat ik doorgaans met inwoners van de Bay Area associeer terwijl hij het aan zijn boeddhistische overtuiging zou toeschrijven).

En wat betreft mijn rol als Mikes zakelijk adviseur: in ons deel van New Jersey (halverwege de kust) gaat zijn naam in makelaarskringen al rond – niets van wat een mens doet blijft tegenwoordig lang onopgemerkt – en sinds verleden week is hij in gesprek met een verkavelaar in Montmorency, vlak bij Haddam, over een eventueel partnerschap. De man heeft een optie verkregen op ruim 60 hectare land waar nu Jersey suikermaïs staat, maar dat ineens midden in de goudkust van New Jersey ligt (langs de Delaware, tegen Haddam aan, twee uur van Gotham en een uur van Philly). De huizen daar – gigantische landhuizen die op Versailles moeten lijken – doen astronomische bedragen, ook nu de markt schommelt, en als je een graafmachine en een mobieltje hebt en niet al in de bak zit, word je er slapend rijk.

Mike voert aan dat hij als Tibetaanse Amerikaan een betrouwbare, zeer gewaardeerde minderheid vertegenwoordigt. Met hem als eerste man maakt het bouwbedrijf automatisch aanspraak op enorme subsidies van de federale overheid en hoeven hij en zijn partner alleen maar enkele officiële papieren in te vullen en een stel Mexicanen aan het werk te zetten om het geld binnen te laten stromen.
Ik heb hem uitgelegd dat het in elke reguliere bedrijfssituatie mogelijk is dat een representant van de typisch Amerikaanse ondernemingsgeest hem als koelie gaat gebruiken bij zijn duistere praktijken, maar dat dat niet waarschijnlijk is. Mike meent echter dat het zakenklimaat nu niet representatief is. Veel nieuwkomers in centraal Jersey zijn, zo heeft hij me verteld, kapitaalkrachtige Indiërs met bestedingskoorts – maag-darmspecialisten, ziekenhuisdirecteuren of hedgefondsmakelaars – die het niet kunnen zetten dat ze hun kinderen niet op Dalton of Spence krijgen en de eerste dag dat ze hier zijn al willen kopen. De gedachte is dat zo’n vaalbruine klant een gunstige indruk krijgt van een project als een lilliputter in een mooi pak die een beetje op ze lijkt dat aanbiedt. We hebben ook het gegeven besproken dat de huizenhandel op dit moment stagneert en met nieuwjaar op zijn gat kan liggen. De totale schuldenlast ligt heel hoog.