Wat zij had willen zijn, als zij niet behoefde te zijn, die zij was... De fantasie wolkte: zij zag een wit paleis en overal cupidootjes... - Mama... kom dan toch. Daar is mevrouw Van Does, mevrouw Van Does, met twee stopflessen... Het was Doddy aan haar deur. Léonie van Oudijck stond op en ging naar de achtergalerij, waar de Indische dame zat, de vrouw van de postkommies. Zij hield koeien en verkocht melk. Maar zij deed ook in andere handel. Zij was een dikke dame, even wat bruin, met vooruitstekende buik; zij droeg een heel eenvoudig kabaaitje met een smal kantje er om heen, en haar dikke handjes streelden de buik. Voor zich op tafel had zij twee stopflesjes staan, waarin iets glinsterde. Wat was dat van suiker, kristal, dacht mevrouw Van Oudijck vaag, toen zij zich plotseling herinnerde... Mevrouw Van Does zeide, dat zij blij was haar weer terug te zien. Twee maanden weg van Laboewangi. Toch te erg, die mevrouw Van Oudijck maar? En zij wees op de stopflessen. Mevrouw Van Oudijck glimlachte. Wat was het? Geheimzinnig legde mevrouw Van Does een dik, naar achter omkrullend, slap geleed wijsvingertje tegen een der stopflessen aan, en zei, fluisterend: - Inten-inten! - Zo? vroeg mevrouw Van Oudijck. Doddy, met grote ogen, en Theo, geamuseerd, tuurden naar de twee stopflesjes. - Ja... U weet wel, van die dame... van wie ik u gesproken... Haar naam wil zij niet noemen. Kassian, vroeger haar man een grote piet, en nu... ja toch zo ongelukkig; zij heeft niets meer. Alles op. Alleen nog deze twee flesjes. Al haar juwelen heeft zij uit laten nemen en de stenen bewaart zij hier in. Alles geteld. Zij vertrouwt mij toe, om te verkopen. Door mijn melk heb ik relatie.
1 comment