Wil u zien, mevrouw Van Oudijck, ja? Mooie stenen! De residèn, hij koop voor u, nu u weer thuis is. Doddy, geef mij een zwart lapje; als fluweel, is het beste...
Doddy wist een stukje zwart fluweel door de djaït te laten zoeken in een kast met naairommel. Een jongen bracht glazen met tamarinde-stroop en ijs. Mevrouw Van Does, in haar slap-gelede vingertjes een tangetje, legde een paar stenen voorzichtig op het fluweel...
- Ja!! riep zij uit. Zie toch die water, mevrouw! Pr... achtig!
Mevrouw Van Oudijck zag toe. Zij glimlachte allerliefst en zei toen met haar zachte stem:
- Die steen is vals, lieve mevrouw.
- Vals?? kreet mevrouw Van Does. Vals??
Mevrouw Van Oudijck zag naar de andere stenen.
- En die andere, mevrouw... - zij boog aandachtig, en zeide toen zo lief mogelijk:
- Die andere... zijn... ook vals...
Mevrouw Van Does zag haar aan, met plezier. Toen zei ze tegen Doddy en Theo, leuk:
- Die mama van jullie... pinter! Zij ziet dadelijk!
En zij lachte luid uit. Allen lachten. Mevrouw Van Does deed de kristallen weer in de fles.
- Een aardigheid, ja, mevrouw? Ik wou alleen maar zien of u verstand had. Natuurlijk u geloof mijn erewoord: ik zou u nooit verkopen... Maar deze... kijk...
En plechtig nu, bijna godsdienstig, opende zij het andere stopflesje, waarin slechts enkele stenen waren: ze legde ze met liefde op het zwarte fluweel.
- Die is prachtig... voor een leontine, zei mevrouw Van Oudijck, turende op een zeer grote briljant.
- Nou... wat zeg ik u? vroeg de Indische dame.
En zij tuurden allen op de briljanten, op de echte, die uit het "echte" stopflesje, en hielden ze voorzichtig tegen het licht.