Zij liet de briljant even flonkeren en de steen schoot een blauwe straal. - Hij is prachtig... voor twee-honderd-vijftig. - Voor drie-honderd dan, lieve mevrouw... - Drie-honderd? vroeg zij dromerig, spelend met het juweel. Of het drie-honderd of vier- of vijf-honderd was, het was haar alles om het even. Het liet haar totaal onverschillig. Maar de steen vond zij mooi en zij was al beslist die te nemen, voor hoeveel ook. En daarom legde zij de steen rustig neer en zei: - Neen, lieve mevrouw, heus... de steen is te duur, en mijn man heeft geen geld. Zij had dat zo lief gezegd, dat haar bedoeling niet was te raden. Zij was aanbiddelijk van zelfontzegging, terwijl zij die woorden uitsprak. Van Oudijck voelde een tweede schok in zijn borst. Hij kon zijn vrouw niets weigeren. - Mevrouw, zeide hij. Laat de steen maar hier... voor drie-honderd gulden. Maar neem dan uw stopflessen in godsnaam mee. Mevrouw Van Does keek jubelend op. - Nou... wat heb ik u gezegd? Ik weet zeker, de residèn, hij koop voor u...! Mevrouw Van Oudijck keek zacht verwijtend op. - Maar Otto! zeide zij. Hoe is het nu toch mogelijk! - Vind je de steen mooi? - Ja, prachtig... maar zo veel geld! Voor éen briljant! En zij trok de hand van haar man naar zich toe en zij duldde, dat hij haar kuste op het voorhoofd, omdathij haar een briljant had mogen kopen van drie-honderd gulden. Doddy en Theo knipoogden tegen elkaar.
IV
Léonie van Oudijck genoot steeds van haar siësta. Zij sliep maar een ogenblik, maar zij vond het heerlijk na de rijsttafel alleen in haar koele kamer te blijven, tot vijf uur, half zes. Zij las een beetje, meestal de tijdschriften van de leestrommel, maar voornamelijk deed zij niets en droomde. Het waren vage verbeeldingen, die opblauwden in haar middageenzaamheden. Niemand wist hiervan en zij hield ze zeer geheim, als een geheime zonde, als een ondeugd.
1 comment