Zij zag glimlachend om...
- Wat is er, Theo? fluisterde zij.
Hij kwam nader, hij was in slaapbroek en kabaai en hij zette zich op de rand van het bed en speelde met haar witte, mollige handen, en ineens zoende hij haar met razernij.
Op dit ogenblik siste er een steen door de kamer.
Zij schrikten beiden, zagen op, stonden in een ogenblik midden in het vertrek.
- Wie gooit er? vroeg zij bevende.
- Misschien een van de jongens - René of Ricus, die buiten spelen, antwoordde hij.
- Ze zijn nu nog niet op...
- Of iets, dat valt van boven...
- Het werd toch geslingerd...
- Zo dikwijls raakt er een steentje los...
- Maar dit is grint.
Zij raapte het steentje op. Hij, voorzichtig, zag naar buiten.
- Het is niets, Léonie. Het moet heus van boven zijn gevallen, uit de goot, door het raam. En toen is het weer opgesprongen. Het is niets...
- Ik ben bang, murmelde zij.
Bijna luid lachte hij en vroeg:
- Waarvoor?
Zij behoefden voor niets te vrezen. De kamer was gelegen tussen het boudoir van Léonie en twee grote logeerkamers, die alleen voor residenten, generaals en andere hooggeplaatsten werden bestemd. Aan de andere zijde der middengalerij waren de kamers van Van Oudijck, kantoor en slaapvertrek, en de kamer van Doddy, en de kamer van de jongens, Ricus en René. Léonie was dus geïsoleerd aan haar vleugel, tussen de logeerkamers in. Het maakte haar brutaal. Om dit uur was het erf geheel verlaten. Trouwens, zij was niet bang voor de bedienden. Oerip was geheel vertrouwd en kreeg dikwijls mooie geschenken: sarongs, een gouden pending; een lange diamanten kabaaispeld, die zij als een plaque van zilver en stenen droeg op de borst. Daar Léonie nooit bromde, vrijgevig was met voorschot, en een zekere schijnbare gemakkelijkheid had, - hoewel alles alleen gebeurde, zoals zij het wilde - was zij niet onbemind en hoeveel de bedienden ook van haar wisten, zij hadden haar nog nooit verraden. Het maakte haar des te brutaler. Voor een doorgang tussen slaapkamer en boudoir hing een gordijn en het was, eens voor al, afgesproken tussen Theo en Léonie, dat hij, bij enig gevaar, rustig weg zou slippen achter die portiere en zich door de tuindeur van het boudoir begeven zou naar buiten, als om de rozenpotten te bezien, die op de treden der trappen stonden.