- Kan wel... weet niet... herinner me niet... Zij zwegen alle drie. Zij haastten het diner af, zich vervelende aan tafel. De vijf, zes bedienden, in witte baadjes met rode linnen omslagen, liepen zacht op de platte tenen, bedienden vlug en geruisloos. Men at nog biefstuk met sla, en pudding, en vruchten. - Eeuwig biefstuk... mopperde Theo. - Ja, die kokkie! lachte Doddy met haar keellachje. Zij geef altijd biefstuk, als mama niet is; kan haar niet schelen, als mama niet is. Zij verzint niet. Te erg toch... Zij hadden in twintig minuten gegeten, toen Van Oudijck weer ging naar zijn kantoor. Doddy en Theo slenterden naar voren. - Vervelend... gaapte Doddy. Kom, wij biljarten? In de eerste binnengalerij, achter de satijnen portiere, stond een klein biljart. - Kom dan, zei Theo. Zij speelden. - Waarom moest ik samen met je aan het hek geweest zijn? - Ach... té! zei Doddy. - Nu, waarom? - Pa hoef niet te weten. - Met wie was je dan? Met Addy? - Natuurlijk! zei Doddy. Zeg, is Stadsmuziek vanavond? - Ik geloof wel. - Kom, wij gaan, ja? - Neen, ik heb geen lust. - Ach, waarom dan niet? - Ik heb geen lust. - Ga mee nou? - Neen. - Met mama... jij wil wel, ja? zei Doddy boos.
1 comment