Ik weet heel goed. Met mama jij gaat altijd naar Stadsmuziek. - Wat weet jij... klein nest! - Wat ik weet? lachte zij. Wat ik weet? Ik weet wat ik weet. - Hé! plaagde hij, een carambole mikkende met een ruwe stoot. Jij met Addy, hè! - Nou, en jij met mama... Hij haalde de schouders op. - Je bent gek, zeide hij. - Hoef niet te verbergen voor mij! Trouwens, iedereen zegt. - Laat ze zeggen. - Te erg toch van jou! - Ach, stik... Hij smeet zijn keu driftig neer en ging naar voren. Zij volgde hem. - Zeg Theo..., niet boos zijn dan. Ga nou mee naar Stadsmuziek. - Neen... - Ik zal niets meer zeggen, smeekte zij lief. Zij was bang, dat hij boos zou blijven, en dan had ze niets en niemand; dan verveelde ze zich helemaal. - Ik heb Addy beloofd, en ik kan toch niet alleen gaan... - Nu, als je dan niet meer zulke idiote dingen zegt... - Ja, ik beloof. Lieve Theo, ja, kom dan... Zij was al in de tuin. Van Oudijck verscheen op de drempel van zijn kantoor, waarvan de deur altijd open stond, maar dat met een groot schutsel afgesloten was van de binnengalerij. - Doddy! riep hij. - Ja, pa? - Zou je morgen kunnen zorgen voor wat bloemen in mama's kamer? Zijn stem was bijna verlegen en zijn ogen knipten. Doddy hield haar gegichel in. - Goed pa... Ik zal zorgen.
1 comment