Snel besloten liep Pepe een pas naar voren.
`Pardon, don Juan de Diaz! Is deze heer werkelijk de exce-lencia van Mediana?'
la Pepe, ik heb gelijk gehad; het is mijn heer en meester die van een Lange en verre reis naar Elanchove terug-keert!'
Pepe wendde zich nu tot de graaf.
`Dan verzoek ik u om een onderhoud, don Antonio!'
30
Waarom?'
Òmdat ik u een zeer belangrijke vraag te stellen heb.'
`Zeg het maar!'
Dat zal ik slechts onder vier ogen doen.'
'Korn dan mee naar het slot.'
Òm zes uur word ik afgelost; dan zal ik komen!'
In de toon van de miquelete lag niet de gebruikelijke on-derdanigheid waarmee iemand van lagere afkomst gewoonlijk tegen iemand uit hogere kringen spreekt, en zijn laatste woorden klonken bijna dreigend. De ogen van de graaf flikkerden op, maar hij beheerste zich en er speelde een minachtend glimlachje om zijn mond.
`Doe dat!' klonk het ijzig en streng, bijna als een uitdaging; toen liepen ze beiden door.
Pepe keek hen na tot ze achter de rots waren verdwenen.
`Santa Lauretta, hij is het heus; ik heb hem ook aan zijn stem herkend! Hij heeft de gravin vermoord en de kleine don Fabian ontvoerd om hun eigendommen in zijn bezit te krijgen. Nu zal ik worden verlost van mijn kwellend geweten. Ik zal hem aanklagen; ja, dat zal ik, al is hij een graaf en al ben ik maar Pepe, de Slaapkop.'
Hij kon nauwelijks wachten tot het zes uur was en toen hij vrij van dienst was, stapte hij met grote, haastige passen naar het slot.
Daar werd hij in dezelfde balkonkamer ontvangen waarin ze de gravin hadden overvallen. De graaf stond bij het raam naar de zee te kijken. Toen de kustwacht binnenkwam, draaide hij zich snel om.
Waarom heb je je karabijn niet buiten laten staan?'
Òmdat ik er niet van overtuigd ben dat ik hem hier kan missen', antwoordde Pepe rustig.
`Zo. Wat wil je?'
'Ik wilde u vragen of u uw ring wilt terugnemen.'
`Welke ring?'
`Die ik van de kapitein van de Esmeralda in de Ensefiada heb gekregen.'
`Verdwijn. Ik heb geen tijd en geen zin om naar je raadseltjes te luisteren!'
`Het zijn geen raadseltjes voor u. Waar is don Fabian, het jongetje waarmee u me bent ontkomen?'
De graaf schoot enkele passen naar voren; hij balde zijn vuisten, maar hij liet zijn handen weer zakken toen Pepe zijn karabijn op hem richtte.
`Ben je waanzinnig?'
`Nee', glimlachte de miquelete. `Mijn gedachten en zintuigen zijn zo gezond en betrouwbaar dat ik me door geen titel van de wijs laat brengen. Geef dat kind terug!'
31
Ìk laat je arresteren en naar het gekkenhuis brengen!'
Ìk laat u arresteren en naar het schavot brengen of naar de galeien! — Waar is de jongen!'
Don Antonio ging heel dicht bij hem staan. Zijn gelaats-uitdrukking wisselde van spot tot haat en verachting.
`Man, verbeeld je je werkelijk dat ik bang voor je moet zijn? Ik zal je meer dan overtuigend het tegendeel bewijzen! Ja, ik ben de kapitein van de Esmeralda, ik heb de gravin laten doodsteken en de jongen ontvoerd. Ik heb hem in een klein bootje in zee laten zetten, omdat ik me niet rechtstreeks aan hem wilde vergrijpen; nu is hij van honger en dorst omgekomen of een prooi der zee geworden. Ga me nu maar aangeven, worm die je bent!'
Pepe keek hem strak en rustig aan.
`Don Antonio de Mediana, u zult uw zin krijgen. En als de menselijke gerechtigheid zich door u laat omkopen is er een hogere rechter, aan wiens greep u zeker niet zult ontkomen. Hij zal u vinden, al vluchtte u voor hem de ondoordringbaarste wildernis in. Knoop dat in uw oren! En als hij u achterhaalt denk dan aan Pepe, die God zal bidden de moord niet ongestraft te laten!'
Hij ging weg, niet naar zijn huis, maar naar de alcalde. Hij trof de kapitein bij hem aan. Don Ramon kwam, hem met een buitengewone levendigheid tegemoet.
1 comment