En wat het voorkomen van ertsen betreft, nog niet heel lang geleden kon men op vele plaatsen goud in overvloed vinden, want dit hier en daar zo overdadig be-deelde land deed voor het later zo zeer geroemde California nauwelijks onder.
Er waren velen die door de vruchtbaarheid van hun kudden en van de bodem een meer dan vorstelijk vermogen ver-gaarden; anderen geraakten door het vinden van een enkel stuk gedegen goud tot grote rijkdom, die trouwens meestal even snel verloren ging als het goud gevonden werd.
Waar veel licht is daar is ongetwijfeld ook altijd veel scha-34
duw. De voordelen van de staat Sonora gaan gepaard met wantoestanden die ze grotendeels weer te niet doen. In dit land vindt men eindeloze woeste gebieden die slechts toegankelijk zijn voor geharde, dappere kerels; in de bossen leven de reuzen onder de roofdieren en over de uitgestrekte vlakten galoppeert de onverzoenlijke Apache, die geen grotere rijkdom kent dan de op zijn blanke vijanden buit-gemaakte scalp.
Mannen wier enige bedoeling het is profijt te trekken van hun kennis omtrent de vindplaatsen van erts, wagen het van tijd tot tijd deze woestenij in te trekken. Blootgesteld aan talloze ontberingen en gevaren, slaan ze in de grootste haast het zilver los uit een blootliggende zilverader of ze wassen het goudhoudende zand. Dan komen ze, verdreven en achtervolgd door de Indianen, terug in de bewoonde wereld en geven de meest fantastische verhalen ten beste over schatten die ze vluchtig hadden gezien, maar ontoegankelijk waren, over geweldig rijke mijnen en onuitputtelijke, open en bloot liggende hoeveelheden goud. Deze goudzoekers of gambusinos, zoals men ze noemt, betekenen voor de mijnindustrie precies hetzelfde als de Noordamerikaanse squatters en trappers voor de akkerbouw en de handel betekenen. Door hun verhalen, waarin de overdrijving altijd een grotere rol speelt dan de waarheidsliefde, prikkelen ze de dorst naar goud en wekken een eeuwig brandend verlangen naar het veroveren van al die gebieden waar men deze dorst hoopt te lessen.
Af en toe verschijnt er een vermetele avonturier die op het algemeen verlangen naar goud en zilver een slim plan op-bouwt. Hij schept behagen in de verleidelijkste beschrij-vingen en verkeert misschien in de gelukkige omstandigheden een zware nugget of een andere bijzondere vondst te kunnen tonen. Andere avonturiers voegen zich bij hem, jon-gelui van goede huize die misschien al hun bezittingen ver-speeld hebben, mannen die op de een of andere manier met de justitie overhoop liggen, jagers en vallenzetters die iedere gelegenheid willen aangrijpen: er komt een expeditie tot stand. Maar, of die nu op een onverantwoordelijke manier werd ondernomen of roekeloos geleid, ze verongelukt en van de velen die erop uit trokken, komen er slechts enkelen terug om verslag uit te brengen over de gevaren en ontberingen waaraan de anderen ten prooi zijn gevallen. Dan wordt er plotseling ergens weer een belangrijke vondst gedaan, de koorts begint opnieuw, er komt een nieuwe expeditie tot stand en — gaat onder precies dezelfde omstandigheden ten gronde.
De grootste vijand van al deze ondernemingen is niet hon-35
ger of dorst. niet de reusachtige beer van de Amerikaanse wouden, niet de sterke, bliksemsnelle jaguar of de in de moerassen loerende kaaiman, maar de Indiaan die in de blanke slechts de rover ziet die hem wederrechtelijk ver-drijft uit het land waar de grafheuvels van zijn voorvaderen, de wigwams van zijn stamgenoten liggen en ontelbare kudden bisons hem sinds eeuwen de mogelijkheid bieden in zijn onderhoud te voorzien. Gevaarlijker tegenstanders dan de-ze Indianen kan men zich niet voorstellen; ze zijn zo sterk als een beer en zo listig als een panter, opgewassen tegen iedere inspanning en ontbering, het zijn uitstekende ruiters, ze hanteren elk wapen met meesterhand en zijn in een gevecht met de vijand bereid tot het grootste offer en de uiterste krachtsinspanning, en de zwijgende oerwouden, de onafzienbare savannen zijn getuigen van heldendaden als on-ze moderne Europese geschiedenis niet kent, die ons veel-eer aan de heldhaftige strijders doen denken van wie in de sagen wordt verhaald.
Het was 1830 toen een hevige opwinding zich van de inwoners van Arispe, de hoofdstad van de Mexicaanse provincie Sonora, had meester gemaakt. Men sprak van een expeditie met zo'n groot aantal deelnemers en zo'n goede kans van slagen als nog nooit tevoren. De leider was een vreemdeling, een Spanjaard, die pas twee maanden geleden was aangekomen en don Esteban de Arechiza heette. Deze man scheen vroeger al in het land te zijn geweest, maar toen had niemand hem ooit gezien. Zijn topografische kennis, die aan exactheid niets te wensen overliet, en zijn blijkbaar uit de beste bronnen geputte kennis van de bevolking en de daar heersende omstandigheden bewezen dat Sonora geen onbekend land voor hem was. Hij moest met een weloverwogen plan uit Europa gekomen zijn, want alles wat hij deed getuigde van diep nadenken en een duidelijk kenbaar onderling verband. Hij beschikte over even belangrijke als geheimzinnige hulpbronnen, want hij leefde op buitengewoon grote voet, zijn huis stond voor iedereen open, hij speelde om zeer hoge bedragen, leende geld aan zijn ken-nissen zonder het ooit terug te vragen, en geen mens kon zeggen waar hij het geld vandaan haalde om dergelijke ab-normale onkosten te bestrijden.
Van tijd tot tijd ondernam hij een kleine reis die hoogstens een week duurde; dan vertoonde hij zich weer zonder dat men wist waar hij was geweest, want zijn personeel dat hij eveneens goed betaalde, liet geen woord los over de activitei-ten van de heer des huizes. Zijn voorname persoonlijkheid, zijn edelmoedigheid en vrijgevigheid verleenden hem in 36
Arispe weldra een buitengewoon grote invloed, zodat het niet moeilijk voor hem was een expeditie uit te rusten waarvan hij de eigenlijke bedoeling echter nog niet had genoemd. Hij vertelde slechts dat ze naar een plaats zouden gaan waar tot dusverre nog geen blanke was doorgedrongen.
Uit alle delen van het land stroomden er toen mensen naar hem toe die eraan wilden deelnemen en men vertelde elkaar dat er al tachtig vastberaden kerels op weg waren naar het presidio Tubac aan de grens, dat Arechiza hun als verzamelpunt had genoemd. Als men het algemene gerucht wilde geloven, was ook de dag niet meer ver dat don Esteban in hoogst eigen persoon uit Arispe zou vertrekken om de leiding op zich te nemen.
1 comment