De brief beantwoordde volkomen aan zijn verwachtingen.

`Juist! Dat schip is de brik Esmeralda, waarvan de kapitein niet genoemd wordt. Hij wil de toestemming, met enkele van zijn mannen om tien uur in de Ensenada met een bootje te mogen landen, met veertig goudstukken betalen en vraagt om een licht dat hem als baken dienen moet.

Daarom gaf de kapitein me dus het bevel de lantaren mee te nemen! De brief is hem in ieder geval door een matrons van de Esmeralda overhandigd en had in geen betere handen kunnen vallen! Kapitein, de regering betaalt mijn soldij niet; u zult uw beurs ter beschikking van de koning moeten stellen!'

De kleine baai die 'Ensenada' genoemd werd en zojuist aan het waakzaam oog van Pepe was toevertrouwd, lag zo tussen de rotsen verscholen dat zij er speciaal voor scheen te zijn gemaakt om de sluikhandel te bevorderen zoals die met een dolk in de gordel en een feilloos treffende karabijn in de vuist aan de Spaanse kust wordt bedreven. Door de eenzame ligging was die post niet zonder gevaar. Er hing in deze mistige novembernacht een zware zeedamp in de atmosfeer die een normaal paar ogen iedere mogelijkheid om iets te zien ontnam en het geluid dempte van de stem die misschien reden had om hulp te roepen.

Pepe laadde zijn karabijn, stak zijn mes in zijn gordel, stak zijn dievenlantaren aan en stapte de duisternis in om zich naar zijn post te begeven. Vie de slaperige, altijd vermoeide miquelete nu gezien had, zou hem waarschijnlijk nauwelijks herkend hebben, zo stevig en zeker waren zijn anders zo logge passen, zo veerkrachtig en soepel zijn bewegingen en zo flink en recht was zijn gewoonlijk slap in elkaar gezakte houding.

Het was ten naaste bij negen uur. De nacht was stil, donker en koud. Van de kant van het dorp was niet het minste geluid te horen en de stilte van de natuur werd slechts verstoord door het doffe geraas van de oceaan, die rusteloos en ononderbroken bruisend tegen de rotsen beneden sloeg. Er stond geen ster aan de hemel; het enige licht kwam van de lantaren van de miquelete, die nu bij de baai aangekomen was en door voorzichtig in het rond te schijnen zich ervan overtuigde dat hij alleen was.

Hij zette de lantaren zo neer dat het licht ervan op de zee en op de naar het dorp lopende holle weg viel en ging een 13

paar stappen verder, in zijn jas gehuld, op de grond liggen, en wel zo dat hij de weg en de baai kon overzien.

`Kapitein', mompelde hij voldaan, 'u vertrouwt de mensen die altijd slapen heus een beetje te veel; er schijnt u veel aan gelegen te zijn dat ik een dutje doe. Goed, overtuigt u zich ervan dat ik gehoorzaam ben!'

Wel een half uur Lang bleef Pepe alleen, liet zijn gedachten de vrije loop en hield angstvallig het oog op de baai en de holle weg. Hij had zeldzame scherpe ogen en wist dat hem niets zou ontgaan. Na verloop van die tijd hoorde hij het zand van het voetpad zachtjes knarsen en in de van de lantaren uitstralende lichtkegel verscheen een donkere gestalte waarin hij de brave don Lucas herkende. Onmiddellijk deed hij zijn ogen dicht, zette zijn mond open en ontlokte daaraan die geluiden die het gevolg zijn van een ongemakkelijke slaaphouding.

De kapitein kwam dichterbij en boog zich over hem heen.

`Pepe!' riep hij met gedempte stem.

De miquelete dacht er niet aan te antwoorden.

`Pepe!' riep de kapitein voor de tweede keer, iets harder.

De slaper voor wie deze woorden bestemd waren, snurkte rustig door. Don Lucas stond even besluiteloos te wachten, toen scheen hij echter tevreden te zijn en het geluid van zijn voetstappen stierf weldra in de verte weg.

Èn nu er vandoor!' zei Pepe terwip hij overeind kwam.

Ìk zou me al erg onhandig moeten gedragen als het me niet zou lukken iets te vangen op de plaats waar ook de kapitein zijn netten heeft uitgeworpen!'

Hij kroop voorzichtig naar de rand van de steile glooiing, aan de voet waarvan het smalle strand lag en ging achter dichte graspollen op de loer liggen. In plaats van zijn ogen tevergeefs in te spannen, concentreerde hij alle energie en scherpte van zijn zintuigen op het gehoor.

Toen drong er een zwak geruis over de oppervlakte van het water tot hem door en enkele ogenblikken later onderscheidde hij duidelijk het zachte geluid van omwonden roeispanen en het gedempte schuren van de roeispanen in de dollen. Een zwarte vlek tekende zich of tegen de vale mist, werd van seconde tot seconde groter en ontpopte zich tenslotte als een bootje, dat een witte baan van schuim achter zich liet. Het voer in de richting van de oever van de baai en landde.