Wanneer hij geweten had wat de jongen verder in
29
zijn schild voerde, dan zou hij ongetwijfeld zijn wraakplan heelemaal opgegeven en den jongen van ganscher harte geholpen hebben met het zijne, dat voor Paulvitch veel heter geweest zou zijn, als hij de toekomst enkele uren vooruit had kunnen lezen.
Dien middag brachten Lord en Lady Greystoke hun zoon naar het station en zetten hem in een eerste-klas coupé van den trein, die hem binnen een paar uur op de kostschool brengen zou. Nauwelijks hadden zij echter afscheid van hem genomen, of hij nam zijn koffers, stapte uit en liet zich met een rijtuig naar den Rus brengen. Het begon reeds te schemeren, toen hij daar aankwam. Paulvitch, die zenuwachtig door de kamer heen en weer liep, wachtte al lang op hem. De aap was met een stevig touw aan het bed vastgebonden. Het was de eerste maal, dat Jack Ajax zoo vastgebonden zag. Hij keek Paulvitch vragend aan. Mompelend legde de man hem uit, dat hij geloofde, dat het dier geraden had, dat hij weg moest en dat hij bang was voor een poging tot ontsnapping.
Paulvitch had nog een ander stuk touw in zijn hand. Aan het eene einde was een lus, waarmede hij voortdurend speelde. Steeds door liep hij de kamer op en neer. Zijn pokdalig gezicht trok krampachtig, terwijl hij in zichzelf praatte. De jongen had hem nooit zoo gezien – hij voelde zich allesbehalve op zijn gemak. Eindelijk bleef Paulvitch aan het andere einde der kamer, zoover mogelijk van den aap af, staan.
„Kom hier,” zeide hij tegen den jongen, „dan zal ik je laten zien hoe je den aap vast moet binden, wanneer hij onderweg teekenen van verzet mocht gaan geven.”
„Dat zal niet noodig zijn,” antwoordde de jongen. „Ajax zal alles doen wat ik hem zeg.”
De oude man stampte boos met zijn voet. „Kom hier,”
herhaalde hij. „Als je niet doet wat ik zeg, mag je den aap niet naar Dover brengen – ik wil de verantwoordelijkheid, dat hij ontvlucht, niet op mij nemen.”
Nog steeds glimlachend kwam de jongen naar den Rus toe en ging voor hem staan.
„Keer je nu met je rug naar mij toe,” beval de Rus, „dan kan ik beter laten zien hoe je hem vlug binden kunt.”
De jongen deed wat hem gezegd werd en bracht zijn handen 30
op zijn rug, toen Paulvitch hem dat beval. Onmiddellijk liet de oude man de lus om een der polsen van den jongen glijden, wond het andere einde van het touw een paar maal om zijn andere pols en knoopte dan de uiteinden stevig vast. Zoodra de jongen gebonden was, veranderde de houding van den man. Met een gemeenen vloek draaide hij zijn gevangene om, lichtte hem beentje, smeet hem tegen den grond en sprong, terwijl hij viel, op zijn borst. De aap bij het bed gromde en trok aan zijn touw. De jongen schreeuwde niet –
een karaktertrek, dien hij overgeërfd had van zijn wilden vader, wien de lange jaren in den jungle, die gevolgd waren op den dood van zijn moeder Kala, de groote apin, geleerd hadden, dat er niemand was om den gevallenen te hulp te komen.
Paulvitch’s vingers zochten de keel van den jongen. Hij grinnikte gemeen tegen zijn slachtoffer.
„Je vader heeft mij ten gronde gericht,” mompelde hij. „En daar moet hij nu voor boeten. Hij zal denken, dat de aap het gedaan heeft, dat ik hem voor een paar minuten alleen gelaten heb en dat jij naar binnen geslopen bent en de aap je vermoord heeft.
1 comment