Met stokken en messen vielen de makkers van den man op het dier aan, terwijl Paulvitch, smeekbeden en bedreigingen uitschreeuwend, over het grommend dier heen sprong. Hij zag zijn visioenen van rijkdom snel verdwijnen door de messen der matrozen.

De aap bleek echter geen makkelijk slachtoffer voor de overmacht, die hem scheen te moeten overweldigen. Opstaande van den matroos, die den strijd begonnen was, schudde hij zijn reusachtige schouders, bevrijdde zich van de twee mannen, die hem in zijn rug gegrepen hadden, en velde met machtige slagen van zijn open palmen zijn aanvallers één voor één, terwijl hij met de behendigheid van een kleinen aap her-en derwaarts sprong.

Het gevecht was gezien door den kapitein en den stuurman, die juist van de Marjorie W. aan land kwamen, en Paulvitch zag deze twee nu met getrokken revolvers toesnellen, terwijl de twee matrozen, die hen aan wal geroeid hadden, hen volgden. De aap stond rond te kijken paar de schade, die hij had aangericht, maar òf hij een hernieuwden aanval verwachtte òf dat hij overwoog welke vijand hij het eerst vernietigen zou, kon Paulvitch niet uitmaken. Wat hij echter wel begreep was, dat, wanneer de twee officieren binnen schotsafstand kwamen, het dier gauw gedood zijn zou, tenzij er iets gedaan, en vlug gedaan werd om het te verhinderen. De aap maakte geen beweging om den Rus aan te vallen, maar zelfs daardoor had deze geen zekerheid omtrent wat er gebeuren zou, wanneer hij zich bemoeien zou met het wilde dier, dat geheel tot woede geprikkeld was, nu de reuk

10

van bloed in zijn neus was gedrongen. Een oogenblik aarzelde hij, maar dan rezen de droomen van rijkdom weer voor hem op, welke deze groote anthropoïde ongetwijfeld tot werkelijkheden verwezenlijken zou, zoodra Paulvitch hem veilig en wel in een groote stad als Londen gebracht had. De kapitein schreeuwde tegen hem, dat hij op zij moest gaan staan, zoodat hij op het beest zou kunnen schieten; doch in plaats daarvan ging Paulvitch nog dichter naast het dier staan en ofschoon zijn haren van angst overeind gingen staan, overwon hij zijn vrees en greep hij den arm van den aap.

„Ga mee!” beval hij en hij rukte aan het dier om het tusschen de zeelui uit te trekken, die thans met door angst groote oogen keken of op handen en voeten voor hun overwinnaar wegkropen.

Langzaam liet de aap zich wegvoeren zonder eenig teeken dat hij den Rus iets wilde doen. De kapitein bleef op enkele passen van het zonderlinge paar staan.

„Op zij, Sabrov!” beval hij. „Ik zal het beest ergens brengen waar het geen matrozen meer opvreten kan.”

„Het was zijn schuld niet, kapitein,” smeekte Paulvitch.

„Schiet hem als het u blieft niet dood. De matrozen zijn begonnen – zij hebben hem het eerst aangevallen. U ziet toch zelf, dat hij mak genoeg is – en hij is van mij – van mij – van mij! Ik wil niet, dat u hem doodt.” En zijn half vernietigde geest stelde zich het genot weer voor, dat hij zich met geld in Londen zou kunnen koopen – geld, dat hij nooit bezitten zou zonder het buitenkansje, dat de aap vertegenwoordigde. De kapitein liet zijn wapen zakken. „Zijn de mannen begonnen?” herhaalde hij. „Is dat waar?” En hij wendde zich tot de matrozen, die thans opgestaan waren en behalve den kerel, die begonnen en ongetwijfeld nog een paar weken een gewonden schouder houden zou, er vrijwel met den schrik alleen afgekomen waren.

„Simpson heeft het gedaan,” zeide een der matrozen. „Hij heeft den aap een speld in zijn rug gestoken en toen heeft de aap hem aangevallen – wat zijn verdiende loon was – en daarna ons ook, wat ik het dier niet kwalijk kon nemen, daar we allemaal op hem afsprongen.”

De kapitein keek Simpson aan, die schaapachtig bekende, dat het zoo was; dan liep hij naar den aap toe als wilde hij zich 11

vergewissen wat voor een soort natuur het dier had, waarbij hij echter zijn revolver omhoog hield. Hij sprak kalmeerend tegen het dier, dat naast den Rus was gaan zitten en achtereenvolgens de verschillende matrozen aankeek. Toen de kapitein dichterbij kwam, stond de aap half op en waggelde hem tegemoet. Op zijn gezicht was dezelfde vreemde, onderzoekende uitdrukking te zien als toen hij daareven de matrozen opgenomen had. Hij kwam vlak bij den officier en legde een poot op een van diens schouders, terwijl hij lang zijn gezicht bestudeerde; dan kwam de uitdrukking van teleurstelling, gepaard met wat bijna een menschelijke zucht was, weer terug, terwijl hij zich verwijderde om op dezelfde vreemde manier den stuurman en de twee matrozen, die met de officieren medegekomen waren, te bekijken. Bij alle drie zuchtte hij, waarna hij weer naar Paulvitch terugging en naast dezen ging zitten zonder eenige belangstelling meer te toonen voor een van die andere mannen en blijkbaar er niet meer aan denkend, dat hij pas met hen gevochten had. Toen men naar de Marjorie W.