terugging, werd Paulvitch vergezeld door den aap, die hem maar al te graag scheen te volgen. De kapitein had er geen bezwaar tegen, dat de groote anthropoïde aan boord kwam. Eenmaal op het schip, bekeek hij ieder nieuw gezicht nauwkeurig, om telkens weer dezelfde teleurstelling te laten blijken. De officieren en deskundigen spraken dikwijls over het dier, maar zij konden geen aannemelijke verklaring vinden voor de vreemde manier, waarmede hij elk nieuw gezicht begroette. Was hij gevonden op het vasteland of op een andere plek dan het bijna onbekende eiland, waarop de aap gehuisd had, dan zouden zij hebben kunnen begrijpen, dat hij vroeger een lievelingsdier van een man geweest was; maar deze veronderstelling was niet houdbaar, nu de aap van dat onbewoonde eiland kwam. Hij scheen voortdurend naar iemand te zoeken en gedurende de eerste dagen van de terugreis van het eiland zag men hem dikwijls in verschillende deelen van het schip snuffelen; maar nadat hij ieder gezicht aan boord bekeken en iederen hoek van het schip doorzocht had, verviel hij in een totale onverschilligheid voor alles om hem heen. Zelfs voor den Rus toonde hij alleen maar belangstelling, als deze hem eten bracht. Bij andere gelegenheden scheen de aap hem slechts te dulden. Hij toonde nooit eenige toegenegenheid voor hem noch 12

trouwens voor iemand anders op de Marjorie W. , maar evenmin liet hij ooit iets blijken van de woestheid, die hem overvallen was bij zijn eerste ontmoeting met de matrozen. Het grootste gedeelte van den tijd zat hij voor op het schip te turen naar den horizont, als was hij met verstand genoeg begiftigd om te weten, dat het schip naar een haven ging, waar andere menschelijke wezens zouden zijn om zijn nauwkeurig onderzoek te ondergaan. Alles bij elkaar genomen, werd Ajax, welken naam hij gekregen had, beschouwd als de merkwaardigste en intelligentste aap, dien iemand aan boord van de Marjorie W. ooit gezien had. Maar zijn intelligentie was niet zijn eenige merkwaardige eigenschap. Zijn gestalte en zijn lichaamsbouw waren, voor een aap, ontzaginboezemend. Dat hij oud was, bleek uit alles, maar of zijn leeftijd zijn physieke en geestelijke vermogens verzwakt had, was niet uit te maken. En zoo kwam eindelijk de Marjorie W. in Engeland en daar voorzagen de officieren en de deskundigen uit medelijden met het jammerlijk wrak van een man, dien zij uit de jungle gered hadden, hem van wat geld en wenschten hem en zijn Ajax het beste toe.

In het dok en op zijn verdere reis naar Londen had de Rus zijn handen vol met Ajax. Ieder nieuw gezicht van de duizenden, die binnen den gezichtskring van den anthropoïde kwamen, moest, dikwijls tot schrik van zijn slachtoffers, bekeken worden; maar toen de groote aap ten slotte niet ontdekken kon wien hij zocht, verviel hij in een knorrige onverschilligheid, waarbij hij slechts nu en dan belangstelling blijken liet voor een voorbijgaand gezicht. In Londen ging Paulvitch onmiddellijk met den aap naar een beroemden dierentemmer. Deze was dadelijk met het dier ingenomen, met het resultaat, dat hij erin toestemde voor het leeuwendeel der inkomsten, welke later zouden verkregen worden, den aap te dresseeren en inmiddels het dier en zijn eigenaar den kost te geven.

En zoo kwam Ajax in Londen en werd daar een nieuwe schakel gesmeed in den keten der omstandigheden, die op veler levens invloed zouden uitoefenen.

HOOFDSTUK II.

Mr. Harold Moore was een ijverige jonge man, die zichzelf, het leven en zijn werk zeer ernstig opvatte; dit laatste bestond in het onderwijs geven aan den jongen zoon van een Britsch edelman. Hij voelde, dat zijn leerling niet de vorderingen maakte, welke zijn ouders het recht hadden te verwachten, en hij was thans bezig op consciëntieuze wijze dat feit aan de moeder van den jongen uit te leggen.

„Het is de quaestie niet, dat hij niet intelligent is, als dat het geval was, zou ik hoop op succes hebben, want dan zou ik al mijn krachten kunnen inspannen om sufheid te overwinnen; maar de moeilijkheid schuilt daarin, dat hij buitengewoon intelligent is en zóó vlug leert, dat ik nooit eenige aanmerking maken kan, dat hij zijn lessen niet kent. Neen, ik maak mij meer bezorgd over het feit, dat hij absoluut geen belangstelling toont in de onderwerpen, die we bestudeeren. Hij leert alleen zijn lessen als een taak, waarvan hij zoo gauw mogelijk af moet zien te komen, en ik voor mij ben er zeker van, dat hij er daarna niet meer aan denkt vóór het lesuur weer aangebroken is.