Ik heb je nooit een lichamelijke kastijding toegediend, maar ik waarschuw je, dat je een flink pak krijgen zult, wanneer je tegen den zin van je moeder gaat.”

„Ja, Sir,” antwoordde de jongen. „En ik zal u zeggen, wanneer ik geweest ben.”

Mr. Moore’s kamer was naast die van den jongen en de gouverneur had de gewoonte, om iederen avond, voor hij zich terugtrok, even in de kamer van zijn leerling te kijken. Dien avond vooral achtte hij het zijn plicht dit te doen, want hij had juist met de ouders een onderhoud gehad, waarin hem op zijn gemoed gedrukt was, dat hij al zijn best moest doen om te beletten, dat John naar den music-hall ging, waar Ajax vertoond werd. Toen hij dan ook tegen halftien de deur opende, werd hij buitengewoon opgewonden, toen hij den toekomstigen Lord Greystoke op het punt zag om uit het raam van zijn slaapkamer te kruipen.

Mr. Moore vloog het vertrek door, maar dat was nuttelooze krachtsverspilling, want toen de jongen hem in de kamer zag en begreep, dat hij ontdekt was, keerde hij zich om als wilde hij zijn voorgenomen avontuur opgeven.

„Waar ga je naar toe?” hijgde de opgewonden Mr. Moore.

„Ik ga naar Ajax kijken;” antwoordde de jongen kalm.

„Ik ben ten zeerste verbaasd,” riep Mr. Moore; maar het 18

volgend oogenblik was hij nog oneindig verbaasder, want de jongen, die dicht hij hem was komen staan, greep hem plotseling om zijn middel, lichtte hem op, wierp hem voorover op het bed en drukte zijn gezicht diep in zijn zacht kussen.

„Stil,” waarschuwde de overwinnaar, „anders wurg ik je.”

Mr. Moore verzette zich, maar zijn verzet was vergeefsch. Wat Tarzan van de Apen zijn zoon al of niet geschonken had, in ieder geval had hij hem een lichaamskracht gegeven, welke hij zelf op dien leeftijd ook bezeten had. De gouverneur was als stopverf in de handen van den jongen. Neerknielend op hem, scheurde Jack stukken van een laken en bond daarmede de handen van den man op zijn rug. Dan keerde hij hem om en stak een prop in zijn mond. En inmiddels praatte hij op zachten toon.

„Ik ben Waja, het opperhoofd der Waji,” legde hij uit, „en jij bent Mohammed Dubn, de Arabische sjeik, die mijn volk vermoorden en mijn ivoor stelen wou.” En handig bond hij Mr. Moore's gebonden enkels vast aan zijn gebonden vuisten. „Ahha, schavuit! Eindelijk heb ik je in mijn macht. Ik ga, maar ik kom terug!” En de zoon van Tarzan liep door de kamer, sloop door het raam en klom langs de goot naar beneden. Mr. Moore woelde en worstelde over het bed. Hij was er zeker van, dat hij, als er niet spoedig hulp kwam, stikken zou. In zijn wanhopige pogingen lukte het hem juist uit het bed te rollen. De pijn en de schok door den val brachten hem tot een kalmere overweging van zijn toestand. Was hij tot dusverre door den zenuwachtigen angst, die zich van hem meester gemaakt had, niet in staat geweest verstandig te denken, thans lag hij kalm te zoeken naar een middel om uit de moeilijkheid te ontsnappen. Ten slotte viel het hem in, dat de kamer, waarin Lord en Lady Greystoke kort geleden met hem hadden zitten praten, precies was onder die, waarin hij op den grond lag.