Hij wist, dat er eenige tijd verloopen was, sinds hij hen verlaten had, en dat zij misschien ook reeds weg waren, want het scheen hem toe, dat hij een eeuwigheid over het bed had liggen rollen, om zich te bevrijden. Maar het beste wat hij doen kon was te trachten de aandacht van beneden te trekken; na vele mislukte pogingen slaagde hij erin in een houding te komen, waarin hij met de punt van zijn schoen op den grond kloppen kon. Dat bleef hij met korte tusschenpoozen doen, tot hij, na wat hem eindelooze 19
uren toeschenen, beloond werd, doordat hij voetstappen op de trap en een tikken op de deur hoorde. Mr. Moore klopte hard met zijn teen; hij kon op geen enkele andere manier antwoorden. Het tikken werd even later herhaald. Weer klopte Mr. Moore. Zouden zij de deur nooit open doen? Dan hoorde hij het nogmaals en ten slotte riep een stem: „Mr. Jack!”
Het was een der huisknechten – Mr. Moore herkende zijn stem. Bij een poging om door de benauwende prop „Binnen!”
te roepen, sprongen er bijna een paar bloedvaten. Na een korte stilte tikte de man nogmaals en riep den naam van den jongen. Toen hij geen antwoord kreeg, draaide hij de knop om en op hetzelfde oogenblik vervulde een gedachte den gouverneur opnieuw met verdoovenden schrik – hij had zelf de deur afgesloten, toen hij binnengekomen was. Hij hoorde hoe de huisknecht verschillende malen de deur trachtte open te krijgen en dan wegging. Waarop Mr. Moore in zwijm viel.
Inmiddels genoot Jack ten volle van al het moois in den music-hall. Hij was juist op het oogenblik, dat Ajax zou optreden, in den tempel der vroolijkheid gearriveerd, had een logeplaats gekocht en leunde nu met van verbazing groote oogen over den rand om naar alle bewegingen van den grooten aap te kijken. De dresseur had al heel gauw het knappe, vurige gezicht van den jongen gezien en daar één van Ajax’
grootste toeren bestond in het gaan naar een of meer der loges, waar hij, zooals de dresseur uitlegde, een bloedverwant zocht, begreep hij, dat het een aardig succes geven zou, als hij den aap de loge van den knappen jongen zou laten binnengaan, die natuurlijk een doodschrik zou krijgen, als het krachtige dier zoo dicht bij hem was.
Toen het oogenblik gekomen was, dat de aap terug moest komen om voor het applaus te bedanken, wees de dresseur hem op den jongen, die alleen in de loge zat. Met één sprong was de groote anthropoïde naast den jongen; maar als de dresseur een lachsucces verwacht had door den angst van den jongen, had hij zich leelijk misrekend. Een breede glimlach verhelderde de trekken van den jongen, toen hij zijn hand legde op den ruigen arm van zijn bezoeker. De aap, die den jongen bij beide schouders pakte, keek den jongen lang en ernstig in zijn gezicht, terwijl deze zijn kop streelde en fluisterend tegen hem sprak.
20
Nooit nog had Ajax zoo langen tijd aan het onderzoek van een ander besteed als thans. Hij scheen niet weinig opgewonden, babbelde tegen den jongen en streelde hem zooals de dresseur hem nog nooit een menschelijk wezen had zien streelen. Dan ging hij op zijn gemak naast den jongen zitten. Het publiek was in extase; maar het geraakte nog meer in extase, toen de dresseur Ajax trachtte te bewegen uit de loge te komen. De aap dacht er echter niet aan. De directeur, die opgewonden werd door dat uitstel, spoorde den dresseur aan tot grooter haast, maar toen deze de loge binnen ging om den weerspannigen Ajax weg te trekken, werd hij door ontbloote tanden en dreigend gegrom ontvangen.
1 comment