lekker, Maxim. Als ik je mijn nummer geef, bel je me dan? Ik praat liever aan de telefoon dan via Tinder.’

‘Natuurlijk,’ lieg ik gladjes. Ik trek haar gezicht naar me toe en kus haar teder. Ze glimlacht verlegen. Ze staat op, trekt de sprei zorgvuldig om haar lichaam en pakt haar kleren van de vloer.

‘Zal ik een taxi voor je bellen?’ vraag ik.

‘Ik neem wel een Uber.’

‘Die regel ik wel.’

‘Oké, dankjewel. Ik moet naar Putney.’

Ze vertelt me waar ze woont, ik sta op, trek mijn weggesmeten spijkerbroek aan en pak mijn telefoon. Dan verlaat ik de slaapkamer om haar wat privacy te geven. Het is vreemd hoe sommige vrouwen zich de ochtend erna gedragen: verlegen en stil. Ze is niet langer de wellustige, veeleisende sirene van gisteravond.

Zodra ik een auto heb besteld ga ik staan wachten, uitkijkend over de donkere Theems. Als ze uiteindelijk verschijnt, geeft ze me een papiertje. ‘Mijn nummer.’

‘Dank je.’ Ik stop het in de achterzak van mijn spijkerbroek. ‘Je auto is er over vijf minuten.’

Ze staat er opgelaten bij, overmand door postcoïtale verlegenheid. Terwijl de stilte tussen ons blijft voortduren, kijkt ze de kamer rond, naar alles behalve mij.

‘Wat een prachtige flat. Zo ruim,’ zegt ze, en ik weet dat we onze toevlucht zoeken tot koetjes en kalfjes om de gespannen sfeer te doorbreken. Ze ziet mijn gitaar en de babyvleugel. ‘Speel je?’ Ze loopt naar de vleugel.

‘Ja.’

‘Daarom ben je dus zo goed met je handen,’ zegt ze. Dan fronst ze haar voorhoofd alsof ze beseft dat ze het hardop heeft gezegd. Haar wangen krijgen een aantrekkelijke rode blos.

‘Speel jij?’ vraag ik haar, haar opmerking negerend.

‘Nee, ik ben nooit verder gekomen dan de blokfluit op de basisschool.’ Opluchting verzacht haar gelaatstrekken, waarschijnlijk omdat ik haar opmerking over mijn handen heb genegeerd. ‘En dat?’ Ze wijst naar mijn mengpanelen en de iMac op een bureau in de hoek van de kamer.

‘Ik draai.’

‘O?’

‘Ja. Een paar keer per maand in een club in Hoxton.’

‘Vandaar alle elpees.’ Ze kijkt naar de muur vol planken, waarop mijn platenverzameling staat.

Ik knik.

‘En de foto’s?’ Ze gebaart naar de grote canvas doeken met landschappen in zwart-wit.

‘Ja. En af en toe aan de andere kant van de camera.’

Ze kijkt verward.

‘Ik ben model. Vooral voor tijdschriften.’

‘O, dat klinkt logisch. Je bent echt een man met veel talenten.’ Ze grijnst, ze is weer iets zekerder van zichzelf. Dat mag ook wel. Ze is een godin.

‘Van alle markten thuis,’ antwoord ik met een glimlach waaruit blijkt dat ik mezelf niet al te serieus neem. Haar glimlach verdwijnt, er verschijnt een onzekere frons op haar voorhoofd.

‘Is er iets mis?’ vraagt ze.

Mis? Waar heeft ze het over? ‘Nee hoor. Er is niks.’ Mijn telefoon trilt, het berichtje om aan te kondigen dat haar auto er is. ‘Ik bel je nog,’ zeg ik, en ik pak haar jas en hou hem open zodat ze hem kan aantrekken.

‘Nee hoor, dat doe je niet. Maar dat maakt niet uit. Zo gebruik jij Tinder nou eenmaal.