Nee. Vol afgrijzen bedenkt ze dat de eigenaar vast thuis is. Ze luistert ingespannen, probeert tekenen van leven te bespeuren en blijft in de gang staan die volhangt met zwart-witfoto’s van landschappen. Ze hoort niets.
Mirë.
Nee. ‘Goed.’ Engels. Denk in het Engels. Wie hier ook woont, hij moet naar zijn werk zijn gegaan en vergeten zijn het alarm in te schakelen. Ze heeft de man nog nooit ontmoet, maar ze weet dat hij een goede baan heeft, omdat hij zo’n groot appartement heeft. Hoe zou hij dat anders kunnen betalen? Ze zucht. Hij is misschien wel rijk, maar hij is ook een enorme sloddervos. Ze is hier al drie keer geweest, waarvan twee keer met Krystyna, en elke keer is het appartement een puinhoop en is ze uren bezig met opruimen en schoonmaken.
Aan het eind van de gang sijpelt het grijze daglicht door het dakraam naar binnen, dus haalt Alessia de schakelaar om. De kristallen kroonluchter boven haar komt tot leven en verlicht de gang. Ze doet haar wollen sjaal af en hangt hem met haar anorak op in de kast naast de voordeur. Uit de plastic zak pakt ze een paar oude gympen die ze van Magda heeft gekregen, en als ze haar natte laarzen en sokken heeft uitgetrokken doet ze ze aan, dankbaar dat ze droog zijn zodat haar bevroren voeten weer warm kunnen worden. Haar dunne tricottopje en t-shirt zijn niet opgewassen tegen de kou. Ze wrijft stevig over haar armen om er weer leven in te brengen en loopt door de keuken naar het washok. Daar zet ze haar plastic zak op het werkblad. Ze haalt er een slecht passend nylon jasschort uit dat Krystyna voor haar heeft achtergelaten, trekt het aan en bindt een lichtblauwe doek om haar hoofd om haar dikke vlecht in bedwang te houden. Dan pakt ze het mandje met schoonmaakspullen uit het kastje onder de wasbak en de wasmand van de wasmachine, en ze gaat naar zijn slaapkamer. Als ze opschiet, is ze klaar met het appartement voordat het tijd is om te vertrekken en dan is de vleugel eventjes van haar.
Ze doet de deur open maar blijft bewegingloos op de drempel staan.
Hij is hier.
De man!
Hij is diep in slaap, en ligt naakt op zijn buik op het grote bed. Ze blijft staan kijken, geschokt en gefascineerd tegelijk, met haar voeten stevig op de houten vloer. Hij ligt met zijn ledematen alle kanten op, verstrikt in zijn dekbed, maar naakt... poedelnaakt. Zijn gezicht, dat naar haar toe gedraaid is, wordt aan het oog onttrokken door warrig bruin haar. Eén arm ligt onder het kussen dat zijn hoofd ondersteunt, de andere ligt naar haar uitgestoken. Hij heeft brede, gespierde schouders en op zijn biceps staat een kunstige tatoeage, die deels door het beddengoed wordt bedekt. Zijn rug is zongebruind, de kleur vervaagt bij de versmalling van zijn heupen en de kuiltjes net boven een bleek, strak achterste.
Achterste.
Hij is naakt!
Lakuriq!
Zot!
Zijn lange, gespierde benen verdwijnen onder de wirwar van een grijs dekbed en een zilverkleurige zijden sprei, hoewel zijn voet over de rand van het bed naar buiten steekt. Hij beweegt, zijn rugspieren golven en zijn oogleden gaan knipperend omhoog, waardoor wazige maar prachtige groene ogen zichtbaar worden. Alessia’s adem stokt, ze is ervan overtuigd dat hij boos op haar zal worden dat ze hem heeft wakker gemaakt. Ze kijken elkaar aan, maar dan gaat hij verliggen en draait zijn gezicht weg. Hij komt weer tot rust en slaapt verder. Opgelucht ademt ze diep uit.
Shyqyr Zotit!
Rood van schaamte loopt ze op haar tenen zijn slaapkamer uit, ze haast zich de lange gang door en de woonkamer in, waar ze het mandje met schoonmaakspullen op de vloer zet en de overal verspreid liggende kleren begint op te rapen.
Is hij hier? Hoe kan het nou dat hij nog in bed ligt? Op dit uur van de dag?
Hij is ongetwijfeld te laat voor zijn werk.
Ze kijkt naar de vleugel, ze voelt zich bedrogen.
1 comment