Betsy was bevallen van een zoon. Hij, op aandrang van zijn vrouw, had in die tijd naar een betrekking, een bezigheid gezocht, daar hij Betsy met zijn kalme goedmoedige luiheid soms verveelde, als een trouwe hond die men steeds aan zijn voeten vindt liggen, en die, bij ongeluk, dikwijls getrapt wordt. Ook hijzelf koesterde een onduidelijk denkbeeld, dat een jonge kerel, trots zijn fortuin, toch iets moest uitvoeren. Intussen, gevonden had hij niets en zijn ijver was ook zeer verminderd, sedert Betsy zelve niet meer op zijn zoeken aandrong. Heel lastig maakte hij het haar immers niet, daar hij des morgens, bijna iedere dag, in de fysieke aandrang van zijn groot lichaam naar enige ontspanning der spieren, paardreed, na-gerend door zijn twee grijze Ulmerdoggen; des middags, door zijn vrouw geprest, visites met haar maakte, of, ontslagen van deze plicht, de sociëteit bezocht terwijl zij des avonds samen veel uitgingen, naar soirée's en comedies, waar Henk door zijn fladderend vrouwtje werd medegesleept als iets lastigs, maar iets geheel onmisbaars. Hij schikte zich in dit hem te woelige leven; hij gevoelde geen kracht zijn wil tegenover die van Betsy te stellen, en vond het rustiger zich aan te kleden en zijn vrouw te volgen, dan de huiselijke vrede te verstoren door een strijd van tweeërlei verlangens. En hij genoot van de zeer enkele avond, die zij thuis, alleen, doorbrachten, en die hem, in zijn aangeboren neiging naar gezelligheid, vulde met een lauwe wellust; die hem, op het einde, verliefder deed worden, dan wanneer hij zijn vrouw, buiten zijn bereik, op een soirée had zien tintelen van scherts en vrolijkheid. Dan werd hij wrevelig, en zeide, in een bouderende stilte, geen woord bij het huiswaarts keren. Zij echter, op die enkele avond, verveelde zich gruwelijk, werd slaperig in de suizende gloed van het gas, en ergerde zich, met een boek op de canapé liggende, aan haar man, die de illustraties van het leesgezelschap bezag, of minuten lang op zijn kopje thee zat te blazen. In zulk een ogenblik voelde zij een onweerstaanbare aandrang van wreedheid hem aan te sporen, toch in 's hemelsnaam naar een bezigheid om te zien, waarop hij, ietwat verbaasd, zó uit zijn wellust geschud te worden, met dikke, lijmerige zinnen antwoordde. Zij echter was innerlijk zeer gelukkig; zij vond het heerlijk zoveel aan haar toilet te kunnen bekostigen, als zij maar verkoos, zonder tot op een cent nauwkeurige berekeningen, als tante haar had laten doen, te behoeven te maken; en zij overdacht somwijlen bij het einde der week met een zalige glimlach, dat zij geen dag des avonds waren thuis gebleven.
Eline intussen had in een melancholische eenzaamheid dat jaar bij tante Vere doorgebracht, dromerig starende door de grote spiegelruiten of op de Japanse ooievaars en pioenrozen, een enkele maal door Betsy meegevoerd in haar zwier van vermaken. Zij had veel gelezen, vooral bekoord door Ouida's weelderige, van kleurengoed en Italiaans zonlicht flonkerende, fantasmagorie van een geïdealiseerd leven, hel en bont als een schitterende caleidoscoop. Zij las de Tauchnitz-editions, tot de deeltjes, uitgeput door de greep van haar vingers, los uit zichzelve vielen, met krullende bladen, aan een enkele draad. Ook bij tantes ziekbed, waar zij, met een gevoel van romantische voldoening, waakte, en zich een slapeloze nacht afsloofde met duizend kleine zorgen, las zij ze, en las zij ze weer. In de atmosfeer der ziekenkamer, doorgeurd met een geëtheriseerde medicijnreuk, kregen de deugden en begaafdheden der edele helden, de smetteloze schoonheden der helleboze en hemelreine heldinnen een onwederstaanbare bekoring van lokkende onwaarheid; en Eline voelde zich vaak door een hartstochtelijk verlangen aangegrepen om te logeren in een dier oude Engelse kastelen, waar graven en hertoginnen elkaar met een hoffelijke etiquette zo elegant beminden, en elkander rendez-vous gaven in de maneschijn van een eeuwenoud park, als in een electrisch lichteffect, tussen het vaag blauwgroene geboomte van toneelcoulisses.
Tante stierf, en Henk en Betsy verzochten Eline haar intrek in hun huis te nemen. Maar zij weigerde eerst uit een vreemde treurigheid, waarin zij als versmolt bij de gedachte aan de verhouding tussen haar zwager en haar zuster. Toch kwam zij deze melancholie met een buitengewone inspanning van wilskracht te boven, als met een forse zwaai van vleugels. Zij had zich immers altijd verbaasd over de geheimzinnige aantrekkingskracht, welke haar naar Henk verlangen deed; nu hij de man van haar zuster geworden was, rees er eensklaps zulk een, door alle wetten van fatsoen en gewoonte gebouwde, hindernis tussen hen op, dat zij zich zonder gevaar aan zusterlijke sympathie kon overgeven, en ze vond zich dus zeer kinderachtig, uit herinnering aan vervlogen, nooit begrepen gevoelens, te weigeren van hun aanbod gebruik te maken. Daarbij kwam dat haar toeziende voogd, oom Daniël Vere, wonende te Brussel, ongehuwd en te jeugdig was om het jonge meisje huisvesting te kunnen aanbieden. Zo zette Eline dus haar bezwaren op zij, en schertsend de voorwaarde bedingende, dat zij een kleinigheid, maandelijks, zou mogen bijdragen in het huishouden, nam zij haar intrek bij heur zwager. Henk had deze bijdrage geweigerd, ofschoon Betsy haar schouders had opgehaald met de verklaring, dat zij, in Eline's plaats, ook zo zou willen doen, om zich vrij en onafhankelijk te gevoelen. Uit haar ouderlijk erfdeel trok Eline een jaarlijks inkomen van f 2000; zij behield deze som dus geheel en al en wist zich met grote, door tantes zuinigheid aangeleerde, takt hiervan even elegant te kleden als Betsy, die slechts te putten had uit een volle buidel.
En er waren drie jaren, eentonig, met de zelfde winter- en zomervermaken voorbijgegaan.
naar boven
HOOFDSTUK IV
I
Toen Eline de morgen na haar uitbarsting van verdriet beneden kwam, om te ontbijten, was Henk reeds de deur uit, op weg naar de stal, waar zijn paarden en tevens zijn beide, door Betsy niet in huis gedulde, Ulmerdoggen verzorgd werden. Zij vond alleen de kleine Ben, die, eentonig neuriënd, met zijn korte brede vingertjes, vet van boter, aan een boterham zat te plukken. Betsy hoorde zij zeer bedrijvig rondlopen en ernstige beraadslagingen houden met Grete, een vinnige keukenmeid. Die middag kwamen Frans en Jeanne Ferelijn en freule De Woude van Bergh, met haar broer, dineren.
Eline zag er fris en helder uit, in een eenvoudige matinée: een rok van drie grote volants en een effen corsage, beide van een donkergrijze, wollige stof, die glad over het corset spande, het middel omsnoerd en omstrikt met een grijs zijden lint als ceinture; aan haar hals een klein flikkerend gouden pijltje.
1 comment