"Binnen!" riep ze en liet, omziende, haar fijne vingers rusten op de toetsen.
Paul van Raat trad de kamer in.
"Bonjour Eline. Dag, kleine rakker."
"Zo, Paul!"
Zij stond op, enigszins verbaasd hem te zien. Ben liep naar zijn oom toe en trok zich aan zijn benen op.
"Wat kom je al vroeg. Ik dacht, dat je vanmiddag zou komen zingen. Maar daarom ben je niet minder welkom hoor! Ga zitten en vertel mij van de tableaux!" riep Eline opgetogen... toen, zich bedenkende, dat zij de dag te voren ongesteld was geweest hernam ze kwijnend:
"Het speet me vreselijk, dat ik gisteren zo ziek en akelig was. Vreselijke hoofdpijn..."
"Ik kan het je niet aanzien."
"Heus, Paul! Denk je, dat ik anders niet was gekomen om je talent te bewonderen? Kom, vertel me, vertel me alles!" en zij trok hem mee naar de sofa, vanwaar zij de prachtwerken afwierp.
Paul had zich eindelijk bevrijd van Ben, die, aan zijn handen hangend, zich op de hielen liet wiegelen.
"Kom, laat los, Ben, dikke jongen! En is de hoofdpijn nu over?"
"O ja, helemaal. Ik ga vanmiddag meneer Verstraeten nog feliciteren, en mijn excuses maken. Maar Paul, vertel me nu..."
"Ik kwam je juist vertellen, dat ik vanmiddag niet kom zingen, hoor Elly. Ik heb geen toon in mijn stem; gisteren heb ik zó moeten brullen en brommen, dat ik er schor van ben. Maar we hebben veel succes gehad..."
En hij begon honderd uit te vertellen over de tableaux. Het waren zijn idée's en veel was zijn handenarbeid geweest, o.a. het kladderen van de achtergronden; maar ook de meisjes hadden een maand lang zwaar werk gehad met de costumes en duizenden kleinigheden. Die middag zou Losch komen om fotografies te nemen van de laatste groep; zelfs al was hij dus op stem geweest, had hij niet kunnen komen zingen. En daarbij gevoelde hij zich zó stijf; hij had gewerkt als een timmerman, maar de meisjes zouden zeker ook wel uitgeput zijn. Geposeerd had hij niet; hij had het reeds zo druk met de organisatie van de voorstelling gehad.
Hij liet zich een weinig achterover vallen in de Perzische kussens der sofa, overlommerd door de aralia, en streek zich met de hand over het haar. Het trof Eline, hoe hij op Henk geleek, ofschoon hij tien jaar jonger, slanker en levendiger was, fijner besneden van gelaat en verstandiger van blik. Maar een enkel gebaar, een optrekken der wenkbrauwen, deed die gelijkenis soms treffend uitkomen, en al waren zijn lippen dunner onder zijn blond kneveltje, dan die van Henk onder zijn dikke snor, toch lachte hij met de zelfde trek en de zelfde volle diepe zachtheid van zijn broer.
III
"Waarom neem je toch geen goede schilderles, Paul?" vroeg Eline. "Als je toch talent hebt..."
"Dat heb ik juist niet!" lachte hij. "Het zou de moeite niet lonen. Ik klodder zo wat, precies zoals ik wat galm. Het is allemaal niets."
En hij zuchtte om zijn gemis aan energie om zijn onbeduidende talentjes tot iets hogers te ontwikkelen.
"Je laat me denken aan papa," sprak zij, en er trok een waas van weemoed over haar woorden, toen het gepoëtiseerd beeld van haar vader voor haar blik verrees...
1 comment