Twee man verloren hebbende door zijne roekeloosheid, zou hij er den moedwilligen moord van een derde bij op zich genomen hebben, om zich zoo te vrijwaren voor den straf, die hij begreep dat hem wachtte. Hij ging voort met zich tiranniek aan te stellen, en ik voor mij was vast besloten, om zoodra wij den admiraal zouden ontmoeten, dezen man voor een krijgsraad aan te klagen, er mocht dan van komen wat er wilde; sterk was mijn overtuiging, dat ik, zoowel mijn land als de marine eenen dienst bewees, door zulk een monster voor het vervolg onschadelijk te maken.
Aan verscheiden officieren werd arrest opgelegd, en in weerwil der onuitstaanbare warmte hunner hutten in een klimaat als dit, moesten zij daarin blijven met een schildwacht voor de deur. Ten gevolge dezer wreede behandeling werd een van hen dan ook krankzinnig. Wij liepen Barbados in het zicht, en rond kaap Needham in de Carlisle-baai komende, zagen wij tot onze teleurstelling noch het admiraalsschip, noch eenig ander oorlogsschip aldaar ten anker, en werd dus onze commandant de oudst aanwezende zeeofficier in de haven. Hierdoor werd hij in eens weder opvallend beminnelijk, hopende dat men ten gevolge van het hierdoor teweeggebrachte uitstel, de tegen hem bestaande grieven wel zou vergeten. Mij vooral behandelde hij met in het oog vallende voorkomendheid; hij hoopte, dat wij aan den wal eenige pret zouden maken; daar de admiraal niet binnen was, zouden wij diens komst afwachten; hij was voorloopig moede van het zwerven op zee; hij zou al zijn goed mede van boord nemen en zijn anker aan den wal laten vallen, en niet terugkomen, vóór hij het saluut aan de admiraalsvlag hoorde.
Noch de eerste officier, noch ik geloofden een enkel woord van hetgeen hij zeide; integendeel wij handelden altijd juist in den geest van het omgekeerde; en in dit geval was dit ook goed gezien geweest. Toen wij ten anker gekomen waren, ging hij naar den wal, doch kwam reeds binnen een uur terug met het bericht, dat de admiraal niet voor de volgende maand verwacht werd, dat hij daarom weer wegging en zijn kwartier opsloeg bij Jemmy Cavan en men hem niet weer aan boord zou zien, vóór de admiraal er was. Daarop verliet hij ons, zijn koffer en al zijn vuil linnengoed medenemende.
Enkelen van de officieren geloofden waarlijk nog, dat wij met het schip zouden blijven liggen, en volgden het voorbeeld van den commandant, door hun linnengoed aan wal te zenden om te laten wasschen. Skysail en ik hielden ons goed; de eerste officier knipoogde en zeide: »Kameraad, reken er op, dat er wat in aantocht is. Ik heb maar één hemd aan den wal gestuurd om te laten wasschen; en als dat terugkomt, zal ik een tweede sturen; als ik dan wat achter zeil, is het niet de moeite waard.”
Des avonds om tien uren kwam overste Jacky aan boord, zijn koffer en zijn vuile linnengoed weer medebrengende, liet »overal” maken, het anker lichten en wij zeilden Carlisle-baai uit en zee in, terwijl de meeste officieren het grootste deel van hun goed aan den wal hadden. Dit was een van zijne streken. Reeds ’s morgens, toen hij van boord was geweest, had hij de voor hem gereedliggende orders ontvangen; zijn terugkomen toen had alleen de bedoeling ons in de war te brengen en een koopje te geven, en naar ik denk ons, door het gemis van ons goed, te noodzaken even onzindelijk voor den dag te komen, als hijzelf gewoonlijk was; »maar hij hield er zooveel van om het zijne officieren naar den zin te maken.”
Zonder dat er iets bijzonders voorviel, kwamen wij te Nassau in New Providence, terwijl de dienst even onaangenaam als altijd doorging. Ik kreeg echter in den regel nog al vergunning om naar den wal te gaan; en, geene kans ziende om den commandant wat redelijker te maken, besloot ik mijn best te doen van het schip af te komen. Het toeval was mij hierin behulpzaam; had dit mij niet geholpen, dan zou het mij niet licht gelukt zijn. Eens bij het aan wal stappen maakte ik een misstap en raakte tusschen de kade en de sloep in de klem; door den schok brak mij een bloedvat in de borst; de wond had niet veel te beduiden, doch moest toch in dit klimaat met zorg behandeld worden, en ik hield mij, alsof het veel erger was. Men wilde mij naar boord transporteeren, doch ik verzocht om naar een hotel gebracht te worden. Dáár werd ik door den garnizoensdokter behandeld, en dezen had ik verzocht om mijn ziektegeval ernstig voor te stellen. De commandant kwam mij eens opzoeken—ik was er naar aan toe—met een medelijden, dat denken deed aan dat van den Groot-Inquisiteur, die zijn slachtoffer genezen wil om hem voor verdere pijnigingen beschikbaar te hebben. Toen het tijd voor ons schip was, om naar zee te gaan, werd van mij gerapporteerd, dat ik te ziek was om vervoerd te kunnen worden. Vast besloten, dat ik mede zou gaan, stelde hij het vertrek uit. Ik ging vooruit, het verslag van den dokter was gunstiger; toch had ik niets geen zin om naar boord te gaan. De commandant zond mij een allervriendelijkste boodschap: als ik niet dadelijk kwam, zou hij eene wacht mariniers zenden om mij te halen. Daarop kwam hijzelf en dreigde mij. Maar op dat oogenblik had ik hem zonder getuigen en vertelde hem vierkant weg, dat als hij er op stond om mij aan boord te hebben, het tot zijn eigen groot nadeel zou zijn, want dat ik vast besloten was, hem voor een krijgsraad te dagen wegens dronkenschap en handelingen beneden de waardigheid van een officier, zoodra wij bij den admiraal zouden zijn aangekomen. Ik wees hem op den toestand, waarin ik hem aan boord had aangetroffen. Ik haalde zijne godslasteringen eens weer op en het schandelijke gedrag, waardoor hij twee man verloren had. Vreemd zag hij mij aan en beproefde uitleggingen te geven; ik bleef op mijn stuk staan, en hij »haalde bakzeil,” ziende dat hij in mijn macht was.
»Welnu dan, mijn waarde,” zeide Jacky, »nu gij toch zoo erg ziek zijt,—het spijt mij dat ik u missen moet,—dien ik er wel in toe te stemmen, dat gij achterblijft; het zal mij moeielijk vallen u te vervangen, maar daar het welzijn en geluk mijner officieren steeds mijne hoofdzorg is, wil ik dan maar liever zelf dit bezwaar ondervinden.” Zoo sprekende, stak hij mij zijn hand toe, die ik zonder leedwezen drukte, oprechtelijk hopende hem nimmer weer te zien noch hier, noch hier namaals.
Een tijd later kwam hij toch voor een krijgsraad, wegens herhaalde dronkenschap en wreedheid, en werd voor goed uit den dienst ontslagen.
Ik moet, na dit vrij uitvoerig verslag van de eigenaardigheden van den overste G——, wel bepaald de verzekering geven, dat reeds in dien tijd zulke karakters in den zeedienst hoogst zeldzaam voorkwamen. Hierboven deed ik hem reeds als een zonderling uitkomen.
Het pressen en het groot gebrek, dat er bestond aan officieren bij het uitbreken van den oorlog, hadden hem in de gelegenheid gesteld om luitenant ter zee te worden; door den admiraal in zijn zwak aan te tasten, maakte hij bevordering, door de admiraliteit plat te loopen en op zijne lange dienstjaren te wijzen, gelukte het hem het bevel over een brik te krijgen. De dienst werd zeer benadeeld door mannen, die vóór de mast waren opgeleid, onder den état-major op te nemen; daardoor verkreeg men tweeërlei soort van officieren in de marine,—namelijk die van goede afkomst en familie, die daardoor eene goede opvoeding hadden genoten, en die, welke om zoo te zeggen door de kluisgaten aan boord waren gestapt.
1 comment