Murphy vertelde het gebeurde op zijne manier, en er was nagenoeg geen woord waarheid bij. Nu, als het een wedstrijd om het beste liegen had moeten zijn, dan zou ik het daarin zeker van hem hebben kunnen winnen, maar bij deze gelegenheid diende waarheid spreken mij beter. Zoodra hij uitgepraat had, gaf ik een onopgesmukt verhaal van de toedracht, en duidelijk bleek daarbij de kracht van mijn redenaarstalent boven het zijne. Murphy werd in ongenade weggestuurd, met scheepsarrest tot zijn oog weer zou genezen zijn.
»Dat is een straf, eigenlijk van uw tegenstander uitgegaan,” betoogde de commandant; »dat heeft de jongen mij uit de handen genomen: gij kunt natuurlijk met dat blauwe oog niet naar den wal gaan.”
Zoodra hij afgetrokken was, kreeg ik eene waarschuwing tot meerdere behoedzaamheid in het vervolg.
»Gij gelijkt wel op een jongen beer,” merkte de commandant op. »Ge gaat een verdrietigen tijd te gemoet. Als ge van plan zijt dadelijk uwe handen te gebruiken voor elk minder aangenaam woord, dat men u zegt, dan kan ik u wel voorspellen, hoe het u in den dienst gaan zal: als ge zwak zijt, zult ge een verschoppeling worden,—en als gij sterk zijt, zult ge u veel vijanden maken. Een twistzieke aard zal u gehaat maken in elken rang, dien gij bekleedt; men zal u altijd blijven wantrouwen, wel wetende, dat de geest van onbeschaamdheid en heerschzucht door u in de voor-longroom getoond, u zal bijblijven tot in de kajuit, met u op zal gaan in den dienst. Ik breng u dit in uw eigen belang onder het oog; het is geen bemoeizucht, ik weet dat iedereen en alles aan boord zijn eigen tegenwicht vindt; ik raad u alleen aan, wel te onderscheiden tusschen verzet tegen onderdrukking, dat ik ten zeerste goedkeur, en het op den voorgrond willen staan uit ijdelheid, heerschzucht en bandeloosheid, waarmede ik niets opheb. Ga nu uw gezicht afwasschen en keer dan naar boord terug. Doe uw best om met uwe overige kameraden op een goeden voet te komen; de eerste indruk is alles, en reken er op, dat Murphy niet veel goeds van u zeggen zal.”
De raad, mij zoo even gegeven, was op zichzelf uitstekend, doch kwam in dit geval een half uur te laat. Mijn gevecht was door eene onhandigheid van den commandant ontstaan en had zijn dieperen oorsprong in de toenmalige zeden en gebruiken aan boord der schepen. De tafelgesprekken bij de officieren en hoogeren, behalve wanneer er dames tegenwoordig waren, liepen het liefst over allerlei onderwerpen en werden gevoerd in een toon, die voor zoo’n knaap minder geschikt waren te hooren. Om die reden had men mij een wenk gegeven om maar weg te gaan. Het ware beter geweest, als mijn kapitein dit in een meer duidelijken vorm gedaan had.
Tegen acht uren ongeveer, kwam ik aan boord terug, waar Murphy mij intusschen vóór was geweest en eene allesbehalve hartelijke verwelkoming had bereid. Ik werd zoo koel ontvangen, dat ik mijn troost op het halfdek ging zoeken, aldaar op en neer bleef loopen, tot ik vermoeid was en toen tegen een stuk geschut aanleunde. In die houding werd ik opgeschrikt door het barsche bevel: »Blijf van dat stuk af; er wordt niet geleund op ’t halfdek!” Ik bracht de hand aan mijn pet en vervolgde mijn eenzame wandeling, van tijd tot tijd een schuinschen blik werpende op den officier der wacht, die mij zoo grof gewaarschuwd had. Mijn stemming was zeer neerslachtig; ik gevoelde mij hoogst ongelukkig. Nog geen verzuim had ik kunnen plegen en toch leed ik als onder een begane misdaad. Men had mij gegriefd, en zoo goed ik kon had ik mij verweerd. Waren het dan allen duivels, waar ik mede te maken had? Mijne gedachten keerden naar huis terug. Het beeld mijner bedroefde moeder, snikkende in mijns vaders armen, stond mij helder voor den geest. Mijn ongevoelig hart snakte naar liefderijkheid. Tranen kwamen op en zouden, had ik een eenzaam hoekje gevonden, willig gevloten hebben. Mijn trots was voor ’t oogenblik geknakt. Ik gevoelde alle ellende der afhankelijkheid en had gaarne alle schoone vooruitzichten willen verruilen voor mijne plaats terug in de ouderlijke woning.
Niet lang daarna kwam de eerste officier aan boord terug. Ik hoorde hem het met mij gebeurde aan den luitenant van de wacht vertellen. Dit deed het getij in mijn voordeel kenteren. Ik moest in de officiers-longroom komen, en toen ik daar alle vragen voldoende had kunnen beantwoorden, werd Flyblock geroepen, en ik opnieuw onder zijne hoede gesteld. Ik hoopte nu maar, dat de bescherming van den eersten officier mij een tijdlang beleefde behandeling zou waarborgen.
Ditmaal had ik betere gelegenheid mijn nieuw verblijf en mijne kameraden, die thans aan boord terug en in hun logies bijeen waren, op te nemen. Zij waren rond de tafel gezeten op kisten, die zoowel voor bank als bergplaats dienst deden; om zijne zitplaats te bereiken moest men over al de anderen heenklimmen.
1 comment