Het wordt omgeven door een muur van twee voet hoog. Ik had toestemming van Zijne Majesteit om over die muur te stappen, en omdat er zoveel ruimte tussen de muur en het paleis was, kon ik het gemakkelijk van alle kanten bekijken. Het buitenhof is een vierkant van twaalf meter lang en twaalf meter breed. In dat buitenhof liggen weer twee andere hoven: in het binnenste bevinden zich de koninklijke vertrekken. Ik had die erg graag willen zien, maar dat bleek heel moeilijk, omdat de grote poorten die van het ene hof naar het andere leiden, nog geen halve meter hoog en maar twintig centimeter breed zijn. De gebouwen van het buitenhof zijn meer dan anderhalve meter hoog en daar kon ik onmogelijk overheen stappen zonder ernstige schade te veroorzaken, hoewel de zandstenen muren stevig gebouwd zijn en wel tien centimeter dik. De keizer wilde wel heel graag dat ik zou zien hoe luisterrijk zijn paleis was, maar dat gebeurde pas drie dagen later. In die tijd had ik met mijn mes een paar van de grootste bomen in het keizerlijk park, ongeveer honderd meter van de stad, omgehakt. Van die bomen maakte ik twee krukjes, elk ongeveer een meter hoog en sterk genoeg om mijn gewicht te dragen. Toen het volk voor de tweede keer van mijn komst op de hoogte was gesteld, liep ik weer door de stad naar het paleis. Ik had mijn twee krukken in mijn handen. Toen ik bij het buitenhof was gekomen, ging ik op de ene kruk staan en tilde de andere over het dak heen. Ik zette hem zachtjes neer in de ruimte tussen het eerste en het tweede hof, die tweeënhalve meter breed was. Daarna stapte ik heel gemakkelijk over de gebouwen, van de ene kruk naar de andere terwijl ik de eerste dan achter me aantrok met een stok met een haak eraan. Door deze uitvinding kwam ik in het binnenste hof en nadat ik daar op mijn zij was gaan liggen, bracht ik mijn gezicht tot voor de ramen van de middelste verdieping. Ze waren met opzet opengelaten, en ik zag de schitterendste kamers die men zich maar kan voorstellen. Ik zag de keizerin en de jongste prinsen in hun vertrekken met hun voornaamste hovelingen om zich heen. Hare Keizerlijke Majesteit lachte mij zeer minzaam toe, en zij reikte mij door het raam haar hand voor een handkus.
Op een ochtend, ongeveer twee weken nadat ik mijn vrijheid had verkregen, kwam Reldresal, eerste secretaris voor vertrouwelijke zaken, naar mijn huis. Hij werd vergezeld door maar één dienaar. Hij liet zijn koets op een afstandje wachten en vroeg toestemming mij een uur te bezoeken. Die toestemming gaf ik hem graag, niet alleen omdat hij zo’n hoge rang had, maar ook omdat hij mij steeds had gesteund als ik een verzoek bij het hof indiende. Ik bood aan te gaan liggen, zodat hij wat makkelijker bij mijn oor zou kunnen, maar hij had liever dat ik hem tijdens ons gesprek in mijn hand hield. Eerst feliciteerde bij me met mijn vrijheid, en daarna zei hij dat hij er trots op was dat hij daaraan had meegewerkt. Hij voegde eraan toe dat ik mijn vrijheid misschien niet zo gauw had gekregen, als de toestand aan het hof op dit moment rooskleuriger was geweest. “Want,” zo zei hij, “hoe bloeiend de stand van zaken voor een vreemdeling ook mag lijken, wij maken ons zorgen over twee zaken: onderlinge partijstrijd en de mogelijkheid dat een heel machtige buitenlandse vijand ons zal aanvallen. Wat de eerste betreft,” zei hij, “moet u weten dat er in dit rijk twee partijen zijn die al meer dan zeventig manen lang strijd met elkaar leveren. Ze heten Tiamecksan en Slamecksan. Die namen slaan op de hoge en de lage hakken van hun schoenen, waarmee ze zich van elkaar onderscheiden. Er wordt beweerd dat de partij van de hoge hakken vroeger veel invloed had op de regering, maar Zijne Majesteit heeft besloten in het regeringsapparaat en in alle ambten alleen de leden van de partij van de lage hakken aan te stellen. Het zal u misschien wel zijn opgevallen, dat de hakken van Zijne Majesteit minstens een drun lager zijn dan die van wie ook aan het hof.” (Een drurr is ongeveer het veertiende deel van een duim).
1 comment