Op hetzelfde ogenblik renden de wezens voor de tweede keer weg, zodat ik ze niet te pakken kon krijgen. Daarop volgde een hard, bijzonder schril geschreeuw en toen dat was opgehouden, hoorde ik een van hen Tolgo phonac roepen. Een ogenblik daarna voelde ik meer dan honderd pijlen die op mijn linkerhand waren afgeschoten en die prikten als naalden. Bovendien schoten ze een andere zwerm de lucht in, zoals wij in Europa met bommen gooien. Hoewel ik ze niet voelde, geloof ik dat er veel op mijn lichaam terechtkwamen, en een paar op mijn gezicht, dat ik meteen met mijn linkerhand bedekte. Toen die pijlenregen was opgehouden, begon ik te kreunen van pijn en angst, en toen ik weer probeerde los te komen, schoten ze nog een salvo af. Sommigen probeerden me ook met speren in mijn zijden te prikken, maar gelukkig had ik een leren wambuis* aan, waar ze niet doorheen konden komen.
Leren kledingstuk voor mannen, soort vest zonder mouwen
Het leek me het voorzichtigst om stil te blijven liggen en ik was van plan dat tot de avond vol te houden. Ik dacht dat ik me dan gemakkelijk zou kunnen bevrijden, omdat mijn linkerhand al vrij was. Als mijn aanvallers allemaal even groot waren als de mensjes doe ik had gezien zou ik ze wel de baas kunnen, ook als ze nog grotere legers zouden inzetten.
Maar het liep heel anders. Toen de kleine mensen merkten dat ik me rustig hield, schoten ze geen pijlen meer af. Door het toenemende geluid merkte ik dat er nog veel meer waren en op een afstandje, aan de kant van mijn rechteroor, hoorde ik meer dan een uur lang hamerslagen. Toen ik, voorzover de pennen en touwen dat toelieten, mijn hoofd die kant op draaide, zag ik een steiger op ongeveer anderhalve voet* van de grond, waar vier wezentjes op konden staan, met twee of drie ladders om erop te klimmen.
Oude lengtemaat, ongeveer 30 centimeter
Vanaf die steiger hield een van hen, die nogal belangrijk leek, een lange toespraak waar ik geen woord van verstond. Ik vergeet nog te zeggen dat vóór dit gewichtige personage met zijn toespraak begon, hij drie keer Langro dehul san riep. (Die woorden en andere die ik eerder noemde, werden later voor me herhaald en uitgelegd). Daarop verschenen onmiddellijk zo’n vijftig wezentjes die de touwen aan de linkerkant van mijn hoofd doorsneden, waardoor ik het vrij naar rechts kon draaien. Nu kon ik de spreker zien. Hij leek me van middelbare leeftijd en hij was langer dan de andere drie die bij hem waren. Een van hen was een page die zijn sleep ophield; hij leek me iets langer dan mijn middelvinger. De andere twee stonden als dienaren elk aan een kant van hem. Hij gedroeg zich als een echte redenaar en ik hoorde volzinnen vol dreigementen, andere met beloften, medelijden en vriendelijkheid. Ik antwoordde een paar woorden, maar heel onderdanig. Daarbij hief ik mijn linkerhand en mijn beide ogen naar de zon op, alsof ik die als getuige aanriep. Omdat ik rammelde van de honger–ik had sinds een paar uur voor ik van boord ging geen hap meer gegeten–wees ik met mijn vinger een paar keer naar mijn mond, om aan te geven dat ik wilde eten.
De Hurgo –zo noemden zij een groot heer, zoals ik later zou leren–begreep me uitstekend. Hij kwam van de steiger af en beval een aantal ladders tegen mijn zijden aan te zetten, waarlangs meer dan honderd wezentjes naar boven klommen. Ze liepen naar mijn mond toe, beladen met manden vol vlees. Later hoorde ik dat die op bevel van de keizer waren klaargemaakt. Ze waren hierheen gebracht, zodra hij voor het eerst over mij had gehoord. Ik merkte dat ze me verschillende soorten vlees gaven, maar ik kon niet precies proeven wat het was. Er waren bouten, poten en lendestukken bij, die eruitzagen als die van schapen. Ze waren uitstekend klaargemaakt, maar ze waren kleiner dan de vleugels van een leeuwerik.
1 comment