Ik at er twee of drie per hap en nam drie broden tegelijk–broden die ongeveer zo groot waren als musketkogels. Ze bedienden me zo snel ze konden en waren enorm verbaasd over mijn omvang en eetlust. Met een ander teken maakte ik duidelijk dat ik wilde drinken. Omdat ik zoveel at dachten ze waarschijnlijk dat ik niet genoeg zou hebben aan een beetje drinken, en omdat ze blijkbaar nogal vindingrijk waren, hesen ze heel handig een van hun grootste okshoofden* omhoog.
Vat
Daarna rolden ze dat in de richting van mijn hand en sloegen het deksel eraf. Ik dronk het in één teug leeg, en dat kostte me weinig moeite, omdat er nauwelijks een halve pint* in zat.
Oude inhoudsmaat, ongeveer een halve liter
De drank smaakte heerlijk. Ze brachten me een tweede okshoofd, dat ik op dezelfde manier leegdronk. Ik maakte duidelijk dat ik nog niet genoeg had, maar ik kreeg niets meer omdat ze geen drank meer hadden. Terwijl ik at en dronk juichten ze van vreugde en ze dansten op mijn borst en herhaalden de kreet Hekinah degul, zoals ze dat al eerder hadden gedaan. Met hun handen maakten ze me duidelijk dat ik de twee okshoofden naar beneden moest gooien, maar eerst waarschuwden ze de lieden op de grond om aan de kant te gaan. Dat deden ze door luid Borach mivola te schreeuwen, en toen ze de vaten door de lucht zagen vliegen, klonk er weer een juichend Hekinah degul op.
Terwijl ze zo over mijn lichaam heen en weer liepen, kwam ik een paar keer in de verleiding om een stuk of veertig of vijftig van de mensjes die het dichtst bij me stonden te grijpen en tegen de grond te smakken. Maar ik herinnerde me de pijn die ik had gevoeld en ook dat ik mijn erewoord had gegeven–zo legde ik mijn onderdanige houding uit–en daarom deed ik dat toch maar niet. Het leek me ook in strijd met de wetten van de gastvrijheid jegens een volk dat mij met zoveel kosten en pracht en praal onthaald had.
Bovendien was ik onder de indruk van de moed van deze kleine wezens, die mijn lichaam durfden te beklimmen en eroverheen te lopen, terwijl een van mijn handen vrij was. En dat terwijl ik voor hen wel enorm groot moest lijken. Toen ik niet langer om vlees vroeg, kwam er een hooggeplaatst persoon naar me toe, namens Zijne Keizerlijke Majesteit. Nadat hij mijn linker scheenbeen had bestegen, kwam hij in de richting van mijn gezicht, met een man of twaalf van zijn gevolg. Terwijl hij zijn geloofsbrieven, voorzien van het keizerlijke zegel, tevoorschijn haalde en die vlak voor mijn ogen hield, sprak hij een minuut of tien, zonder enig teken van boosheid, maar met een soort vastberadenheid, waarbij hij regelmatig voor zich uit wees. Later hoorde ik dat daar de hoofdstad lag, ongeveer een halve mijl verderop. Zijne Majesteit en zijn raadslieden hadden besloten dat ik daar naartoe zou worden vervoerd. Ik antwoordde een paar woorden, maar dat leverde weinig op, en ik maakte een teken met mijn vrije hand, die ik naar mijn andere hand bracht (dat deed ik over zijn hoofd heen, want ik was bang dat ik hem of zijn gevolg zou bezeren). Daarna wees ik naar mijn hoofd en mijn lichaam, om aan te geven dat ik mijn vrijheid verlangde. Volgens mij begreep hij me uitstekend, maar hij schudde zijn hoofd omdat hij weigerde. Hij maakte een gebaar met zijn handen om mij als gevangene weg te laten voeren. Met andere gebaren maakte hij duidelijk dat ik vlees en drank genoeg zou krijgen en dat ik heel goed zou worden behandeld. Opnieuw speelde ik met het plan om mijn boeien te verbreken. Maar ik herinnerde me de pijn weer en mijn gezicht en handen zaten onder de blaren en nog veel van de werpspiesen staken erin. Bovendien zag ik dat het aantal ‘vijanden’ toenam. Via gebaren maakte ik dus duidelijk dat ze met me konden doen wat ze wilden. Daarop trokken de Hurgo en zijn gevolg zich met veel plichtplegingen en zichtbaar verheugd terug.
Kort daarna hoorde ik een geschreeuw waarbij de woorden Peplom selan telkens herhaald werden. Ik voelde hoe een groot aantal mensjes de touwen aan mijn linkerkant zo ver losmaakte dat ik me op mijn rechterzij kon draaien. Dat gaf me de kans om te plassen, en ik moest heel erg nodig, tot opperste verbazing van de mensjes.
1 comment