Al een paar uur lang voelde ik dat ik naar de wc moest. Dat was natuurlijk geen wonder, omdat het bijna twee dagen geleden was dat ik mij voor het laatst had ontlast. Ik werd heen en weer geslingerd tussen de nood en de schaamte. Het beste dat ik kon bedenken, was mijn woning binnen te kruipen. Nadat ik de deur achter me had gesloten, kroop ik zo ver door als de lengte van mijn ketting me toestond en deed mijn behoefte. Dit is de enige keer geweest dat ik zoiets heb gedaan en ik hoop van harte dat de lezers begrip hebben voor de situatie. Vanaf die tijd deed ik mijn behoefte iedere dag, meteen nadat ik was opgestaan. Ik ging zo ver weg als mijn ketting mij toestond. Iedere dag, voordat er bezoek kwam, werden mijn uitwerpselen in kruiwagens afgevoerd door twee bedienden die daar speciaal voor waren aangesteld. Ik sta hier alleen maar zo uitgebreid bij stil omdat sommige mensen later beweerden dat ik een smerig iemand ben en dan verwijzen ze naar deze situatie.

Toen dit avontuur achter de rug was, kwam ik mijn huis weer uit omdat ik behoefte had aan frisse lucht. De keizer was al uit de toren afgedaald en kwam te paard naar mij toe. Dat kwam hem bijna duur te staan, want hoewel het dier zeer goed was afgericht, was het totaal niet gewend aan wat het nu te zien kreeg: namelijk iets dat leek op een bewegende berg. Het steigerde op zijn achterste benen, maar de vorst, die een uitstekende ruiter is, bleef in het zadel, tot zijn dienaren toe-snelden en de teugels grepen, zodat Zijne Majesteit kon afstijgen. Toen hij dat had gedaan bekeek hij me met verbijstering van alle kanten, maar hij bleef op grotere afstand dan mijn ketting reikte. Hij beval zijn koks en keldermeesters, die al klaar stonden, mij eten en drinken te geven. Dat duwden zij naar voren in een soort wagens op wielen, tot ik erbij kon. Ik pakte de wagens en had ze algauw allemaal leeg; twintig ervan waren gevuld met vlees en tien met drank. Iedere wagen met vlees leverde me twee of drie flinke happen,- ik goot de drank van de tien wagens, die in aarden kruiken zat, in één wagen en dronk alles in één slok op. De keizerin en de jonge prinsen en prinsessen zaten op enige afstand in hun zetels, vergezeld van hofdames. Toen het voorval met dat paard plaatsvond, kwamen ze naar de keizer toe. Ik zal nu precies vertellen hoe de keizer eruitzag.

Hij is duidelijk een stuk langer dan alle anderen aan zijn hof. Alleen daarom al is iedereen die hem ziet, met ontzag vervuld. Zijn gezicht is sterk en mannelijk, met een nobele mond en een haviksneus. Hij heeft een olijfkleurige huid en een rechte houding. Hij is goedgebouwd en al zijn bewegingen zijn sierlijk en zijn gedrag is majesteitelijk. Op het moment dat ik hem leerde kennen was hij al voorbij de bloei van zijn leven, want hij was achtentwintig en driekwart jaar oud. Van die jaren had hij er ongeveer zeven geregeerd. Dat was een voorspoedige tijd geweest en hij had veel overwinningen behaald. Om hem beter te kunnen bekijken, ging ik op mijn zij liggen, zodat mijn gezicht op de hoogte van het zijne kwam. Hij stond maar tien voet van mij af.