Ik heb hem later vele malen in mijn hand gehouden en ben daarom zo zeker in mijn beschrijving. Zijn kleding was heel eenvoudig en sober en de snit ervan lag tussen Aziatisch en Europees in. Op zijn hoofd droeg hij een lichte gouden helm, versierd met juwelen en een pluim op de kam. Hij hield zijn getrokken zwaard in de hand om zich te kunnen verdedigen voor het geval ik los zou breken. Het was bijna drie duim lang, het gevest en de schede waren van goud en ingelegd met diamanten. Zijn stem was schril, maar helder en duidelijk en ik kon hem heel goed horen als ik rechtop stond. De hofdames en hovelingen waren prachtig gekleed, zodat de plek waar zij stonden op een op de grond uitgespreide rok leek, die geborduurd was met gouden en zilveren figuren. Zijne Keizerlijke Majesteit sprak herhaaldelijk tegen me en ik gaf hem antwoord, maar geen van ons verstond een woord van wat de ander zei. Er waren verschillende priesters en juristen aanwezig (zoals ik uit hun kleding opmaakte), die tegen mij moesten praten. Ik sprak tegen hen in alle talen waar ik ook maar iets van afwist. Ik probeerde Hoogduits en Nederlands, Latijn, Frans, Spaans, Italiaans en Lingua Franca*, maar alles was tevergeefs.

Soort Italiaans dat men in de streken oostelijk van Italië als handelstaal sprak

Na ongeveer twee uur trok het hof zich terug. Ik kreeg een strenge bewaking om te voorkomen dat het gepeupel mij kwaad zou doen. Ze probeerden namelijk alles om maar zo dicht mogelijk bij mij in de buurt te kunnen komen. Een paar waren zo brutaal dat ze hun pijlen op me af schoten toen ik op de grond bij de deur van mijn huis zat. Een van de pijlen miste op een haar mijn linkeroog. De kolonel gaf daarop bevel zes van de belhamels te grijpen en vond het de meest toepasselijke straf ze geboeid aan mij over te leveren. Een aantal van zijn soldaten duwde ze met de achtereinden van hun pieken tot binnen mijn bereik. Ik nam ze allemaal in mijn rechterhand en stopte vijf van hen in mijn jaszak. Ik deed net of ik de zesde levend wilde opeten. De arme man gilde vreselijk en de kolonel en zijn officieren waren erg ongerust, vooral toen ze zagen dat ik mijn pennenmes tevoorschijn haalde. Ik nam hun vrees algauw weg: met een vriendelijk gezicht sneed ik de touwen door waarmee hij gebonden was en daarna zette ik hem zachtjes op de grond. Hij rende meteen weg. Met de anderen deed ik hetzelfde: ik haalde ze een voor een uit mijn zak. Ik merkte dat zowel de militairen als het volk bijzonder blij waren met mijn goede bedoelingen. Ook de hovelingen waren tevreden toen ze dit hoorden. Tegen de avond ging ik met enige moeite mijn huis weer binnen en ik ging op de grond liggen. Dit ging ongeveer twee weken zo door. In die tijd gaf de keizer bevel een bed voor me te maken. Zeshonderd bedden van gewoon formaat werden in wagens aangevoerd en mijn huis binnengebracht. Honderdvijftig van hun bedden vormden, aan elkaar vastgemaakt, de lengte en de breedte.