Op het gevaar af een negatief antwoord van jou te ontvangen, schrijf ik je om je te vragen of je zin hebt mee te gaan varen en naar ik hoop op eenden te gaan schieten. Ik weet dat je wild bent op schieten en als ik me goed herinner heb je ook al eens gevaren, hoewel ik dat niet zeker meer weet. Dit deel van de Oostzee - de Sleeswijkse fjorden - vormt een schitterend vaargebied in een eindeloze omgeving en zodra het koud genoeg is moeten hier binnenkort veel eenden zitten. Na begin augustus de zee op te zijn gegaan, ben ik via Holland en de Friese eilanden hier terecht gekomen. Mijn vrienden hebben me moeten verlaten en nu heb ik iemand anders nodig, aangezien ik nog niet terug wil. Ik hoef niet te zeggen hoe blij ik zou zijn als je zou kunnen komen. Stuur als je kunt een telegram naar het postkantoor hier. Volgens mij zou je het beste via Vlissingen en Hamburg kunnen reizen. Ik laat hier wat reparaties uitvoeren en denk precies op tijd klaar te zijn vóór de trein hier aankomt. Breng je geweer mee en flink wat No. 4's; en zou je even bij Lancaster langs willen gaan om de mijne op te halen? Neem een paar oliejassen mee. Je kunt beter zo'n lek en broek van elf shilling halen - dus niet het 'zeil' type en als je wilt schilderen moet je je spullen meenemen. Ik weet dat je Duits spreekt als een echte Duitser en dat komt goed van pas. Vergeef me al deze aanwijzingen, maar ik heb gewoon het gevoel dat het me meezit en dat je zult kamen. Afijn, ik hoop dat jij en Buitenlandse Zaken het goed maken, tot ziens.

                               Met veel groeten,
                              Arthur H. Davies.

Zou je het erg vinden om een prismatisch kompas mee te nemen en een pond Ravenbaai?

Deze brief was voor mij het begin van een nieuw tijdperk, al vermoedde ik dat nog niet toen ik hem in mijn zak propte en lusteloos aan de VOIT DOULOUREUSE begon, die 's nachts eindigde in de club. In Pall Mall werden nu geen gedistingeerde begroetingen uitgewisseld met goed verzorgde bekenden. De enige mensen die ik zag waren een paar late achterblijvers uit het park met een kinderwagen en een paar verhitte, smoezelige kinderen, die achter hen aan liepen te zeuren; een paar toeristen van het platteland, die in het laatste daglicht hun reisgidsen raadpleegden; een politieagent en de wagen van een bouwondernemer. De club was natuurlijk weer een andere, aangezien mijn eigen twee clubs dicht waren om te worden schoongemaakt, een toevalligheid, die de Voorzienigheid speciaal voor mijn ongemak zo had geregeld. De club waar je in zo'n geval 'gebruik van mag maken' irriteert altijd, omdat hij vreemd is en je je er niet op je gemak voelt. De paar mensen die zich in de club bevinden doen vreemd en zijn vreemd gekleed, en je vraagt je af hoe ze hier komen. Het enige weekblad dat jij wilt lezen is er niet; het eten is afschuwelijk en de ventilatie een lachertje. Al die vervelende dingen benauwden me die avond.
En toch merkte ik tot mijn verbazing een lichte innerlijke opleving: voor zover ik kon nagaan, zonder enige reden. Het kon niet door de brief van Davies komen. Eind september en dan nog gaan varen in de Oostzee! Het idee alleen al deed mij huiveren. Met een leuke groep en hotels bij de hand, was Cowes goed te doen. Een tocht in augustus op een stoomschip door de Franse rivieren of de Hooglanden ging ook nog heel goed, maar wat kon dit voor een schuit zijn? Ze moest wel van een flinke afmeting zijn om zover te zijn gekomen, maar ik meende me nog genoeg over de geldmiddelen van Davies te herinneren, om te weten dat hij geen geld had om aan luxe uit te geven. Dat bracht me bij de man zelf. Ik had hem in Oxford leren kennen - niet dat hij tot mijn naaste vrienden behoorde, maar we zaten op een gezellige school en ik zag hem vaak. Ik bewonderde hem om zijn energie, gepaard aan een zekere eenvoud en bescheidenheid, al had hij verder dan ook niets om verwaand over te zijn.