Ik mocht hem eigenlijk zoals je in zo'n ontvankelijke periode zoveel mensen sympathiek vindt, die je later nooit meer ziet. We hebben in hetzelfde jaar - nu drie jaar geleden - de universiteit verlaten. Ik ben toen twee jaar naar Frankrijk en Duitsland gegaan om er de talen te leren; hij werd niet aangenomen bij de diplomatieke dienst voor India en was toen bij een advocaat gaan werken. Naderhand zagen we elkaar met onregelmatige tussenpozen, al moet ik toegeven dat hij zich heel loyaal vastklampte aan de vriendschapsbanden, zo die al tussen ons bestonden. De waarheid was echter dat we door de omstandigheden uit elkaar waren gedreven. Ik had mij schitterend aan mijn beroep aangepast en de paar keer dat ik hem sinds mijn triomfantelijk debuut in de maatschappij weer was tegengekomen, bleek dat wij niets meer gemeen hadden.
Hij scheen geen van mijn vrienden te kennen, kleedde zich nonchalant, en ik vond hem saai. Ik had hem altijd in verband gebracht met boten en de zee, maar nooit met zeilen op een manier die ik begreep. Toen we nog op de universiteit zaten, had hij mij bij na zover weten te krijgen dat ik een ellendige week lang samen met hem in de één of andere open boot, die hij ergens had opgepikt, aan de oostkust zou gaan varen tussen van die oninteressante zandplaten door. Dat was alles. De sombere sfeer rond het avondeten deed zich gelden. Bij het voorgerecht herinnerde ik me ineens nog niet zo lang geleden uit de tweede of derde hand nog iets anders over hem te hebben gehoord - al wist ik niet meer precies wat. Bij het nagerecht aangekomen, besloot ik, voorzover ik mijn gedachten erbij had kunnen houden, dat de hele zaak steeds ironischer werd, net zoals overigens het nagerecht. Om na het in duigen vallen van mijn leuke plannen en het mislukte martelaarschap als troost te worden gevraagd om met een saaie excentrieke nietsnut gedurende de maand oktober, al bibberend van de kou, in de Oostzee door te brengen!
En toch, toen ik in de ordinaire pracht van de lege rooksalon mijn sigaar rookte, moest ik er ongewild toch weer aan denken. Zou er iets in zitten? Alternatieven waren er niet. En mezelf in de Oostzee te begraven in deze slechte tijd van het jaar, had iets heel tragisch.
Ik haalde brief weer te voorschijn en las de impulsieve korte zinnen nog eens door, waarbij ik niet wilde inzien wat voor een frisse wind, enthousiasme en goede kameraadschap dit kleine velletje papier die armetierige salon binnen bracht.
Hij nader inzien zat de brief vol slechte aanduidingen -'een schitterende omgeving' - en die equinoctiaal stormen en de oktobermist? Elke zinnige bootsman was nu bezig zijn bemanning te betalen. Ér moeten eenden zijn' - vaag, heel vaag. 'Als het koud genoeg is' - kou en zeilen schijnen heel slecht samen te gaan. 'Zijn vrienden waren bij hem weggegaan' - waarom? 'Niet het zeil type' - en waarom? Over de afmeting, het comfort en de bemanning van het schip werd niet gesproken. Er waren nog zoveel vervelende open vragen. Wat moest hij overigens in hemelsnaam met een 'prismatisch kompas'?
Ik bladerde een paar tijdschriften door, dobbelde even met een vriendelijke ouwe sok, die zo aandrong dat ik het te veel werk vond i mi hem tegen te spreken, en ging terug naar mijn kamers en naar bed, zonder te weten dat een vriendelijke Voorzienigheid mij te hulp was schoten. Ik was zelfs nogal gebelgd over zo'n onhandige poging tot vriendelijkheid.
2. De 'Dulcibella'
Het mag misschien vreemd lijken, dat ik twee dagen later over het dek van de boot naar Vlissingen liep te ijsberen met een kaartje voor Hamburg in mijn zak. Toch zou u het niet zo vreemd hebben gevonden ais u had kunnen vermoeden hoe ik mij voelde. U had natuurlijk wel kunnen raden dat wat ik deed een daad van duistere boetedoening was. Ik hoopte nu maar dat dit mijn familie en vrienden ter ore zou komen en dat zij gewetenswroeging zouden krijgen, terwijl ik me in alle vrijheid en onopvallend zou kunnen vermaken, voor zover er van vermaak sprake kon zijn.
Het feit wilde, dat ik de ochtend na de ontvangst van de brief, aan het ontbijt nog steeds dat onverklaarbare opgeluchte gevoel had, waar ik al eerder over sprak, dat nu sterk genoeg was om de voor - en nadelen nog eens goed tegen elkaar af te wegen. Een belangrijk voordeel, waar ik nog niet eerder aan had gedacht was, dat het toch ook een stukje onbaatzuchtigheid was om me bij Davies te voegen, want hij schreef over zij n behoefte aan een maat en scheen me echt nodig te hebben. Ik beet me bijna krampachtig in die gedachte vast. Het was een bewonderenswaardig excuus toen ik die dag mijn kantoor binnenstapte om berustend een studie te gaan maken van het Continentale Bradshaw, en Carter op te dragen om een prachtige landkaart van Duitsland uit te rollen en Flensburg voor mij op te zoeken. Ik had hem al dat werk kunnen besparen, maar het was goed voor Carter om iets te doen te hebben. Zijn geduldige onwetendheid was vermakelijk - Ik was met het grootste deel van de kaart en wat hij voorstelde redelijk bekend, want al heb ik dan niet zoveel gedaan, mijn jaar in Duitsland heb ik goed gebruikt.
1 comment