Haar tijdgevoel drong tot haar hersenen en spieren door. Plotseling wist Lassie wat zij verlangde. Nu wist zij het!


HOOFDSTUK IV

LASSIE KOMT WEER THUIS!

Toen Joe Butt uit school kwam en naar het hek liep kon hij zijn ogen niet geloven.

Hij bleef een ogenblik staan; toen klonk zijn hoge, schelle stem: „Lassie! Lassie!"

Hij draafde naar de hond toe; opgewonden van vreugde knielde hij naast haar neer, begroef zijn vingers in haar weelderige vacht en zijn gezicht in haar haren, terwijl hij haar op de flanken klopte.

Hij ging weer overeind staan en danste van geluk. Er was een eigenaardige tegenstelling tussen de jongen en de hond. De jongen was buiten zichzelf van vreugde, maar de hond bleef rustig zitten en toonde alleen door het kwispelen van haar staart met de witte punt, dat ze blij was hem te zien. Het was alsof ze zei:

„Wat is er voor reden om zo opgewonden te zijn? Ik hoor hier te zijn en hier ben ik. Wat is daar voor bijzonders aan?" „Kom, Lassie," zei de jongen.

Hij draaide zich om en liep de straat af. Even dacht hij eraan, dat ze hier helemaal niet kon zijn. Maar waarom zou hij erover denken hoe dit wonder gebeurd was? Het was genoeg dat het gebeurd was. Maar zijn gedachten lieten hem niet met rust. Hij stelde zichzelf gerust. Vader had de hond misschien teruggekocht. Ja, natuurlijk!

Hij draafde de hoofdstraat af en het leek alsof de hond nu zijn enthousiasme begon te delen. Zij liep naast hem, en sprong steeds zo hoog mogelijk naar hem op, terwijl ze vrolijk en schel aan één stuk door blafte. Zij trok haar bek in de breedte, zoals collies dikwijls doen als ze blij zijn. Ze doen dat op een manier die maakt dat alle eigenaars van collies zweren dat hun collies kunnen „lachen".

Joe hoorde de stem van één van de mannen, die naar hem riep: „Hé, Joe, waar heb je je hond vandaan gehaald?" „Ze zat bij het schoolhek," riep Joe.

Maar op dit ogenblik wist hij de waarheid. Zijn vader had de hond niet teruggekocht, anders zouden de mannen het geweten hebben. Lassie was ontsnapt! Nú wist hij het!

Joe Butt was nu niet vrolijk meer. Terwijl hij zich afvroeg hoe Lassie ontsnapt was, liep hij langzaam de heuvel naar zijn huis op. Bij de deur draaide hij zich om en zei op treurige toon tegen de hond: „Achter, Lassie!" Met diepe rimpels in zijn voorhoofd stapte hij de kamer binnen.

„Moeder," zei hij, „ik heb een verrassing voor u." Hij strekte zijn hand naar haar uit, alsof dit gebaar hem zou helpen te krijgen, wat hij erg verlangde: „Lassie is terug!"

Hij zag hoe zijn moeder hem aanstaarde. Zijn vader keek op van zijn plaatsje bij de kachel. Toen hij de kamer binnenkwam, zag hij hoe hun blik zich richtte op de hond die gehoorzaam achter hem aanliep. Zij keken naar haar, maar zeiden niets.

Alsof de collie dit zwijgen begreep, bleef ze een ogenblik stil staan. Toen kwam ze binnen met de kop omlaag, zoals honden doen wanneer zij voelen dat ze iets - ze weten niet wat - verkeerd hebben gedaan. Ze liep naar het haardkleedje en kwispelde met haar staart, alsof ze wilde zeggen dat, wat voor kwaad ze ook gedaan had, ze bereid was het goed te maken.

Maar men scheen het haar niet te willen vergeven, want de man wendde plotseling zijn ogen van haar af en staarde in het vuur.

Lassie draaide langzaam rond en viel op het kleedje neer, zodat haar lichaam de voet van de man aanraakte. Hij trok zijn voet weg. De hond legde haar kop op haar poten en staarde toen, evenals de man, diep in het vuur alsof er in dit gouden sprookjesland antwoord op al hun moeilijkheden te vinden zou zijn.

Het was Joe's moeder, die zich het eerst bewoog. Ze zette haar handen op haar heupen en slaakte een diepe, hoorbare zucht, een zucht waaruit duidelijk verbittering sprak. Joe keek naar haar; en

in een poging haar vriendelijker te stemmen, begon hij met een vrolijke, hoopvolle stem te praten.

„Toen ik uit school kwam zat ze er, net als anders. Vlak bij het hek wachtte ze op me.