En, moeder, ik heb nog nooit iemand zó blij gezien toen ze me zag. Ze kwispelde met haar staart. Ze was zó blij!"
Joe bleef maar doorpraten; de woorden stroomden van zijn lippen. Het was alsof, als hij maar kon blijven praten, zijn vader noch zijn moeder de gevreesde woorden uit konden spreken. De woorden die hij verwachtte te horen. Met zijn woordenvloed wilde hij die wegdringen.
„Ik kon duidelijk merken, dat ze naar ons had verlangd... naar ons allemaal... Daarom dacht ik dat het maar het beste was haar dadelijk naar huis te brengen en dat ze dan wel..." „Nee!"
Het was de luide stem van zijn moeder, die hem in de rede viel. Het was het eerste woord dat gezegd werd door zijn ouders. Joe was een ogenblik stil, toen begonnen de woorden weer te stromen.
„Maar ze is toch zélf teruggekomen, moeder! Zouden we haar niet kunnen verstoppen? Ze zouden daar toch niets van merken. We zouden kunnen zeggen dat we haar niet gezien hebben en dan..." „Nee!"
Streng werd het woord door zijn moeder herhaald. Zij draaide zich om en ging verder met tafeldekken. Hard en koud stroomden de woorden over haar lippen. „Altijd die honden, die honden, die honden," riep zij uit. „Dat praten over honden maakt me gék. Dat moet nou maar eens uit zijn. Ze is verkocht en wég en daarmee afgelopen en hoe eerder ze verdwijnt hoe beter. Ik zal blij zijn als ze weg is. En nu vooruit, vort die hond, en gauw een beetje. Je zult zien dat straks die Hynes voor onze neus zal staan... Die mijnheer Hynes - de betweter!" De laatste woorden zei ze op een scherpe toon. „Nu weet je hoe ik erover denk," vervolgde Joe's moeder. „Ik hoop dat je het nu begrepen hebt. Ze is verkocht en je moet haar terugbrengen naar degene die haar gekocht heeft."
Joe begreep dat hij van zijn moeder niets te verwachten had en hoopvol keek hij daarom naar zijn vader. Maar zijn vader zat daar alsof hij geen woord van alles wat er gezegd was, gehoord had. Koppig klemde Joe zijn kaken op elkaar terwijl hij naar nieuwe redenen zocht om zijn zin te krijgen.
Maar toen begon Lassie voor zichzelf te pleiten. Nu het stil was in huis, scheen zij te denken, dat alle narigheid voorbij was. Langzaam stond zij op en liep naar haar baas toe. Ze duwde haar fijne snuit tegen zijn hand, alsof ze troost en bescherming bij hem zocht. Maar Sam trok zijn hand uit het bereik van de hond en bleef in het vuur staren. Joe zag het. Hij probeerde voorzichtig zijn vader vriendelijker te stemmen. „Ach, vader," zei hij droevig, „u zou haar toch wel even goedendag kunnen zeggen. Zij kan het toch niet helpen en ze is zo blij dat ze weer thuis is. Aait u haar tenminste even!" Maar Joe's vader bleef zwijgen. Het leek alsof hij de woorden van zijn zoon niet gehoord had.
„'t Kan misschien best dat ze daar in die kennel niet goed voor haar zorgen," vervolgde Joe alsof hij tegen zichzelf sprak, „gelooft u dat ze weten welk eten ze moet hebben? Kijkt u bijvoorbeeld eens naar haar vacht.
1 comment