’t Is algemeen
bekend dat Capitán maar zelden een
weddenschap verloor, en die enkele
keeren was dat te wijten, of aan den
dienstdoenden priester, die schor was,
of ’t kwam omdat er weinig lichten aan
waren, dat de waskaarsen veel talk
bevatten, of dat er een valsch geldstuk
tusschen de gezonden munten voorkwam,
enz., enz. Dat waren immers maar kleine
beproevingen des hemels om hem vaster
in ’t geloof en in de devotie te maken.
Bemind bij de pastoors, geëerbiedigd
door de kosters, op de handen gedragen
door de Chineesche kaarsen-verkoopers
en vuurwerk-makers, was de man
gelukkig in den godsdienst hier op aarde,
en menschen van karakter en groote
vroomheid schreven hem ook grooten
invloed toe aan ’t hemelsche Hof.
Dat hij in vrede leefde met het bestuur,
daar viel niet aan te twijfelen, hoe
moeilijk de zaak ook leek. Niet in staat
om een nieuwe gedachte te vatten of
voor te stellen en tevreden met zijn
“modus vivendi”, was hij steeds bereid
om te gehoorzamen aan ’t
alleronbeduidendst ambtenaartje, om
geschenkjes te zenden bestaande in
hammen, kapoenen, kalkoenen,
Chineesche vruchten op alle tijden van ’t
jaar. Hoorde hij kwaad spreken van de
inlanders, dan stemde hij, die zich niet
tot hen rekende, dadelijk in met het koor
en sprak nog erger kwaad; werd er
kritiek geoefend op de Chineesche of
Spaansche kleurlingen, dan kritizeerde
hij hard mee; wellicht omdat hij zich
voor een volbloed Spanjool hield. Hij
was de eerste om iedere nieuwe
belasting toe te juichen, vooral wanneer
hij er een verpachting of kontraktje
achter rook. Hij had altijd muziek-
korpsen bij de hand om geluk te
wenschen of serenades te brengen aan
alle mogelijke gouverneurs,
burgemeesters, fiskaals enz., enz., op hun
heiligen- of jaardagen, bij geboorte of
dood van een hunner bloedverwanten, in
’t kort bij iedere kleine afwisseling in de
gewone eentonigheid van hun bestaan.
Daarvoor liet hij dan lofdichten en
hymnen schrijven.
Hij was voorzitter van de rijke
vereeniging van kleurlingen. In de twee
jaren van zijn bestuur werkte hij zich
door tien “rokken”, evenzooveel hooge
hoeden en een half dozijn stokken; de
rok en de hoed in den gemeenteraad, in
Malakanjang en in de kazerne; de hooge
hoed en de rok bij het hanengevecht, op
de markt, bij de processies, in de
winkels der Chineezen. En onder zijn
hoed en in zijn rok zweette Capitán
Tiago door ’t gezwaai met zijn stok met
het kwastje, beredderde, regelde en
ontredderde hij alles met een
wonderbaarlijke bedrijvigheid en ernst,
die nog wonderbaarlijker was. Zoo
zagen de autoriteiten in hem een man
bezield met den besten wil, vreedzaam,
onderworpen, gehoorzaam, niet wars
van onthalen en aanhalen, die nooit een
enkel boek of tijdschrift uit Spanje las,
ofschoon hij goed Spaansch sprak. Ze
beschouwden hem met de
gewaarwording, waarmee een arm
student kijkt naar de afgesleten hak van
zijn ouden schoen, scheefgetrokken door
zijn manier van loopen.—Op hem waren
de beide zaligsprekingen—christelijk en
profaan—van toepassing: “zalig zijn de
armen van geest” en “zalig zijn de
bezitters.” De onvromen hielden hem
voor een zot, de armen voor een
hardvochtig uitbuiter der ellende, en zijn
ondergeschikten voor een dwingeland.
En de vrouwen? Och, och, de vrouwen!
Laster-geruchten gonsden in de
armzalige nipah-huisjes en men
verzekert dat er daar klachten en snikken
gehoord werden, vermengd nu en dan
met het gekrijt van een kind. Meer dan
één jong meisje werd met den vinger
smadelijk nagewezen door de
dorpsmenschen: ze kijkt met doffen blik
en haar boezem is verwelkt. Doch deze
dingen benamen hem den slaap niet.
Geen enkel jongmeisje roofde hem zijn
rust: ’t was een oudje, dat hem lijden
deed, een oudje dat hem concurrentie
aandeed in de vroomheid en dat van de
pastoors meer geestdriftige loftuitingen
en vleitaal verdiend had dan hij in zijn
beste dagen had kunnen verwerven.
Tusschen Capitán Tiago en deze
weduwe, erfgename van broeders en
neven, bestond een heilige wedijver die
der kerk tot heil strekte, evenals de
concurrentie der stoombooten van
Pampanga toentertijd ten goede kwam
aan het publiek.
Gaf Capitán Tiago een zilveren stok met
smaragden en topazen aan de een of
andere Heilige Maagd, wel dan was
Doña Patronicio al aan ’t bestellen van
een ander van goud met diamanten bij
den juwelier Gadáunez. Richtte Capitán
Tiago voor de processie van kerstmis
een eereboog op met twee vlakken, van
opgebold doek met spiegels, glazen
ballons, lampen en kronen, dan wist
Doña Patronicio er voor een te zorgen
met vier vlakken, twee el hooger, met
meer behangsels en sieraden. Doch dan
nam hij zijn toevlucht tot zijn
specialiteit: tot de missen met bommen
en vuurwerk, en dan moest Doña
Patronicio met haar tandvleesch op haar
lippen bijten; want, daar ze erg
zenuwachtig was, was ze niet in staat het
klokken-gelui en nog minder het geknal
van ’t vuurwerk te verdragen. Terwijl
hij in zijn vuistje lachte, zon zij op
wraak en betaalde met het geld van
anderen de beste redenaars van de vijf
corporaties te Manila, de beroemdste
kanunniken der kathedraal en zelfs de
Paulisten, om op de plechtige dagen
over theologische en zeer diepzinnige
onderwerpen te prediken tot de
zondaren, die alleen wat straat-Spaansch
verstonden. Geen wonder dat Capitán
Tiago haar uit den grond van zijn hart het
verlies van vijf of zes van haar
processen of, nog liever, een zalig maar
spoedig uiteinde toewenschte. Maar ze
had goede advokaten en een gezondheid,
waar geen ziekte vat op had. Als ze ooit
heilig verklaard werd—wat haar
vereerders vast geloofden—dan was
Capitán Tiago bereid haar zelfs aan de
altaren te aanbidden, mits ze maar
spoedig hemelwaarts trok.
Zoo was Capitán Tiago toen. Wat zijn
verleden aangaat, hij was de eenige zoon
van een suikerplanter van Malabón,
tamelijk welgesteld, maar zoo gierig dat
hij geen rooie duit wilde uitgeven voor
de opvoeding van zijn zoon. Daarom
werd de kleine Santiago bediende bij
een goeden dominikaan, een zeer
deugdzaam man, die hem al het goede
dat hij kon en wist, trachtte te leeren.
Toen hij juist aan de studie van “de
logica” zou beginnen, stierf zijn
beschermer en kort daarop zijn vader,
zoodat er een eind kwam aan zijn
studiën.
1 comment