Uit voorzorg nam ik twee agenten mee, die zich voor het pension zouden opstellen. Ik was er vrij zeker van, dat ik de gezochte schurk en zijn slachtoffer zou kunnen vatten en monter trok ik aan de huisbel onder het koperen bord met de woorden First Class boarding establishment for Ladies and Gentlemen. Ik was dus aan het goede adres. De portier die mij opendeed verzocht ik, mij bij de pensionhoudster aan te dienen. Ik gaf hem een visitekaartje, waarop natuurlijk niet mijn eigen naam stond. Ik werd in de ontvangkamer gelaten en hoefde niet lang op mevrouw te wachten. Zij bleek een goed geklede florissante vrouw van omstreeks vijftig. Naar haar enigszins kroezend haar en de lichte verkleuring van haar nagels te oordelen had zij wel een paar druppels negerbloed in haar aderen. Zij ontving mij hartelijk en heel beschaafd. Ik stelde me voor als redacteur van de ontspanningspagina van de ‘Deutsche Zeitung’, liet haar het bewuste nummer zien en vroeg de schrijver van het gedicht te spreken. Het vers was zozeer in de smaak gevallen, dat ik hem honorarium en een nieuwe opdracht kwam brengen. Zij liet mij uitspreken, keek me onderzoekend aan en zei: ‘Dus meneer Ohlert heeft een gedicht bij u laten drukken? Leuk! Jammer dat ik geen Duits ken, anders zou ik u vragen het voor te lezen. Is het goed?’
‘Voortreffelijk, madam. Ik zei u al, dat het in de smaak is gevallen.’
‘Dat doet me genoegen. Meneer Ohlert lijkt me een ontwikkeld man, een echte gentleman. Hij zei helaas niet veel en ging met niemand om. Hij is maar eenmaal uit geweest, waarschijnlijk om u het gedicht te brengen.’
‘O ja? Uit ons korte gesprek maakte ik op, dat hij hier geld opgenomen had. Hij moet dus vaker zijn uitgegaan.’
‘Dan heeft hij dat tijdens mijn afwezigheid gedaan of zijn secretaris heeft zijn zaken afgehandeld.’
‘Heeft meneer Ohlert een secretaris? Daarvan heeft hij niets gezegd. Hij is dus in goede doen?’
‘Dat zeker. Hij betaalde goed en gebruikte luxueuze maaltijden. Zijn secretaris, de heer Clinton, beheerde zijn geld.’
‘Clinton! Maar die heb ik in de club ontmoet. Hij komt uit New York, althans oorspronkelijk, en het is een boeiend man. Ik heb hem gisteren nog ontmoet…’
‘Dat kan,’ onderbrak ze mij. ‘Toen is hij uitgeweest.’
‘…we vonden het allebei zo leuk,’ ging ik verder, ‘dat hij mij zijn foto cadeau deed. Kijk.’
Ik liet haar de foto van Gibson zien, die ik steeds bij me had.
‘Ja, dat is meneer Clinton,’ zei de pensionhoudster na een enkele blik. ‘Jammer, dat u hem voorlopig niet meer zult zien en van meneer Ohlert geen gedichten meer zult krijgen. Zij zijn beiden vertrokken.’
Ik schrok maar herstelde me dadelijk. ‘Dat spijt me bijzonder. Kwam het plan tot vertrekken zo plotseling op?’
‘Ja zeker. Een verdrietige geschiedenis. Meneer Ohlert praatte er niet over, want niemand rukt graag zijn eigen wonden open, maar zijn secretaris heeft mij in vertrouwen op de hoogte gesteld.
1 comment