Ziet u, mijn gasten stellen altijd veel vertrouwen in mij.’
‘Dat neem ik graag aan, madam. Bij uw beschaafde omgangsvormen ligt dat voor de hand,’ zei ik zonder blikken of blozen.
‘Ach, toe,’ zei ze gevleid. ‘Die historie deed me de tranen in de ogen springen en ik ben blij, dat de stakker nog tijdig heeft kunnen vluchten.’
‘Vluchten? Werd meneer Ohlert dan achtervolgd?’
‘Ja, dat werd hij zeker.’
‘Het klinkt spannend. Zo’n begaafde ontwikkelde dichter en dan achtervolgd! Als redacteur, in zekere zin een collega van die arme man, wil ik graag meer hierover horen. De kranten vertegenwoordigen een grote macht. Misschien zou ik iets over hem kunnen schrijven, waarmee hij gebaat is. Jammer, dat men u in vertrouwen heeft ingelicht.’
Zij kreeg een kleur en haalde een niet smetteloze zakdoek te voorschijn, om op alles voorbereid te zijn. ‘Nu de heren vertrokken zijn, sir, acht ik mij niet langer verplicht tot geheimhouding. Ik weet, dat de pers een geweldige macht bezit en ik zou het heerlijk vinden, als u die arme dichter recht kon verschaffen.’
‘Wat binnen mijn vermogen ligt zal ik graag doen. Maar dan moet ik meer gegevens ter beschikking hebben.’
‘Die krijgt u,’ verzekerde mevrouw gedienstig, ‘ik voel dat ik u alles moet vertellen. Ziet u, het gaat om een al even trouwe als ongelukkige liefde.’
‘Dat dacht ik dadelijk al, madam, want een ongelukkige liefde is het diepste en pijnlijkste, het ontzettendste leed dat ik ken.’ Dat beweerde ik, zonder van de liefde ook maar enige ervaring te hebben.
‘Wat u daar zegt is mij uit het hart gegrepen, sir. Hebt u dit leed soms ook gekend?’
‘Nog niet, madam.’
‘Dan bent u een gelukkig man. Ik wel en ik ben er haast aan te gronde gegaan. Mijn moeder was een mulattin en ik verloofde mij met de zoon van een Franse planter, een creool. Ons geluk werd verwoest omdat de vader van mijn aanstaande man geen coloured lady in zijn familie wenste. U begrijpt, hoezeer ik met die dichter te doen heb, nu hij om dezelfde reden ongelukkig dreigt te worden.’
‘Houd de heer Ohlert dan van een kleurlinge?’
‘Ja, ook een mulattin. Zijn vader verzet zich daartegen en heeft op slinkse wijze een verklaring bemachtigd, waarin het meisje verzekert dat zij afstand doet van een huwelijk met William Ohlert.’
‘Een ontaarde vader!’ riep ik schijnbaar verontwaardigd, wat mij een goedkeurende blik van mevrouw bezorgde.
Wat Gibson haar voorgelogen had zat haar danig dwars. Natuurlijk had deze spraakzame vrouw hem haar vroegere liefde bekend en hem dus het sprookje cadeau gedaan, waarmee hij haar medelijden wekte en hun plotseling vertrek verklaarde. Haar mededeling, dat de oplichter zich nu Clinton noemde, was voor mij van het grootste belang. ‘Een ontaarde vader, zegt u dat wel,’ viel zij me bij. ‘Maar William is zijn meisje trouw gebleven en is met haar naar hier gevlucht, waar hij haar in een pension onderdak heeft bezorgd.’
‘Dan begrijp ik niet, waarom hij uit New Orleans is vertrokken.’
‘Omdat zijn achtervolger hier aangekomen is.’
‘Laat zijn vader hem dan nagaan?’
‘Ja, door een detective. Die ellendeling heeft de stakkers met een arrestatiebevel in de hand van stad tot stad naar hier achtervolgd. Hij moet William gevangen nemen en naar New York terugbrengen.’
‘Heeft meneer Clinton u verteld, hoe die bloedhond eruit ziet?’ vroeg ik, nieuwsgierig naar nadere gegevens over mijzelf. ‘Heel precies zelfs, want die barbaar zal het adres van meneer Ohlert wel vinden en bij mij aankloppen. Nou, ik zal hem warm ontvangen! Ik weet nu al, wat ik tegen hem ga zeggen. Hij komt niet te weten, waar meneer Ohlert gebleven is. Ik stuur hem precies de andere kant uit.’
De brave vrouw beschreef me de ‘barbaar’ en noemde tevens zijn naam. Het was de mijne en de beschrijving klopte, al kon ik me er moeilijk gevleid door voelen. ‘Ik verwacht hem elk ogenblik,’ ging zij verder. ‘Toen u werd aangediend meende ik, dat hij het was.
1 comment