Maar ik had me gelukkig vergist. U achtervolgt zo’n paar niet, u ontrooft geen geluk, u wilt met onrecht en verraad niets te maken hebben. Ik lees in uw oprechte blik, dat u in uw krant een artikel zult plaatsen, waardoor die vent wordt ontmaskerd en de twee stakkers worden beschermd.’
‘Wil ik dat kunnen doen, dan moet ik toch weten waar William Ohlert zich bevindt. Ik zal hem moeten schrijven. Ik hoop, dat u zijn huidige verblijfplaats kent.’
‘Ik weet, waarheen hij vertrokken is, maar of hij er nog zal zijn als uw brief er aankomt, kan ik niet zeggen. Die kerel zou ik naar het noordwesten hebben gestuurd. U wil ik wel vertellen dat William Ohlert naar Texas is gegaan. Hij wil naar Mexico vluchten en vervolgens naar Vera Cruz. Jammer genoeg was er geen schip met die bestemming, dat dadelijk de ankers lichtte. Het gevaar drong evenwel tot spoed en hij heeft zich op de ‘Delphin’ ingescheept, met bestemming Quintana.’
‘Weet u dat zeker?’
‘Ja. Meneer Ohlert moest zich haasten en had nog maar juist de tijd, zijn bagage aan boord te brengen. Mijn conciërge heeft dat gedaan en is aan dek geweest. Hij hoorde van een matroos, dat de ‘Delphin’ maar tot Quintana ging, terwijl het schip tevoren Galveston zou aandoen.’
‘Zijn de secretaris van meneer Ohlert en het meisje ook aan boord?’
‘Ja. De conciërge heeft haar weliswaar niet gezien, zij had zich in de dameskajuit teruggetrokken. Hij heeft ook niet naar haar gevraagd; mijn personeel is altijd heel beleefd. Maar natuurlijk zou William zijn verloofde niet achterlaten op gevaar af, dat zij door die woesteling gegrepen zou worden. Ik verheug me eigenlijk op de komst van de man. Ik zal eerst trachten hem te vermurwen, maar als dat niet lukt zal ik hem er flink van langs geven, zodat hij niet weet waar hij zich bergen moet.’ De brave vrouw wond zich werkelijk op. Ohlerts zaak was de hare geworden. Zij sprong uit haar stoel op en balde haar mollige handen in de richting van de deur. ‘Kom maar op, ellendeling! Ik zal je met mijn blik vernietigen en met mijn woorden verpletteren!’
Ik had voldoende gehoord en wilde gaan. Een ander zou haar misschien in de waan hebben gelaten, maar ik vond het mijn plicht, haar uit de droom te helpen. Zij mocht een schurk niet langer als een eerlijk man beschouwen. ‘Ik geloof niet, dat u daartoe de kans zult krijgen,’ zei ik.
‘Waarom niet?’
‘Die ellendeling zal mogelijk anders optreden dan u verwacht. Hij zal zich door u niet naar het noordwesten laten sturen. Hij zal rechtstreeks naar Quintana gaan om William en zijn zogenaamde secretaris in handen te krijgen.’
‘Hij weet niet eens, dat zij daar zijn!’
‘Toch wel. Dat hebt u hem zelf verteld.’
‘Ik? Dat kan niet. Dan zou ik het wel weten. Wanneer heb ik dat dan gedaan?’
‘Daareven. Sta me toe, mijn uiterlijk enigszins te veranderen.’ Ik ontdeed mij van donkere pruik, dichte baard en bril.
1 comment