‘Maar zeg eerst, of je zelf ook een Duitser bent!’

‘Nee.’

‘Dat is je geluk. Het bier van de Duitsers lusten we wel, maar zelf kunnen zij naar de hel lopen, die abolitionisten[8], die het Noorden hebben geholpen. Dat heeft ons onze baan gekost!’ De kroegbaas trok zich haastig terug om zijn veeleisende gasten zo spoedig mogelijk te bedienen. Onwillekeurig had ik me omgedraaid en keek de schreeuwer aan. Hij merkte het. Ik weet het zeker, dat mijn blik niets kwetsends had; misschien had de man zelf behoefte aan twist, want hij riep: ‘Waarom kijk je me zo aan? Is het soms niet waar, wat ik zei?’ Ik gaf geen antwoord en draaide me om. ‘Oppassen!’ fluisterde Old Death. ‘Dit zijn rowdy’s van het ergste slag. Vermoedelijk ontslagen slavenopzichters, die door de afschaffing van de slavernij brodeloos zijn geworden. Zij hebben zich aaneengesloten, om herrie te schoppen. Beter, niet op hen te letten. Laten wij vlug ons glas leegdrinken en weggaan.’

Maar juist dat fluisteren stond de man, die door de anderen Blyth werd genoemd, niet aan. Hij schreeuwde: ‘Wat heb je daar te smoezen, oud geraamte? Als je het over ons hebt, doe het dan hardop, of we zullen je de mond openbreken!’ Old Death zei niets terug, en dronk zijn glas leeg. De mannen kregen hun bier en proefden. Het bier was werkelijk goed, maar de gasten waren in een echte rowdy-stemming en goten het op de vloer. De man, die zich met ons bemoeid had, had zijn volle glas nog in de hand.

‘Niet op de grond! Daar zitten er twee, die dit bocht blijkbaar lekker vinden!’ zei hij smalend. ‘Zij kunnen het krijgen.’ Hij stak zijn hand uit en overgoot ons dwars over de tafel heen met zijn bier. Old Death veegde bedaard met zijn mouw zijn natte gezicht schoon. Maar ik was niet in staat de grove belediging zo rustig te slikken. Mijn hoed, kraag, jas, alles was drijfnat, want ik had de volle laag gekregen. Nijdig keerde ik me om.

‘Ik verzoek u, sir, dit geen tweede maal te proberen. Vermaak u op kosten van uw vrienden; daar hebben wij niets op tegen. Maar laat ons met rust.’

‘Zo,’ zei Blyth brutaal, ‘Wat wou je dan doen als ik zin heb, je nog eens nat te gooien?’

‘Dat zult u wel zien.’

‘O ja? Nou, dat wil ik dan ook zien. Baas, nog een rondje.’ De anderen lachten en juichten de gangmaker toe. Het zag er naar uit, dat hij zijn schaamteloos optreden zou voortzetten.

‘In vredesnaam, neem het niet tegen die kerels op,’ waarschuwde Old Death.

‘Bent u bang?’ vroeg ik.

‘Geen sprake van. Maar dat soort grijpt dadelijk naar de wapens en tegen een geniepige kogel kan moed ook al niets uitrichten. Denk er ook aan, dat zij honden hebben!’ De herrieschoppers hadden hun bloedhonden aan de tafelpoten gebonden. Om niet nog eens van achteren getroffen te worden ging ik zo zitten, dat ik de rowdy’s aan mijn rechterkant had.

‘Ha, hij gaat ervoor zitten!’ riep de gangmaker. ‘Hij wil zich, verdedigen. Let op, zodra hij een vin verroert laat ik Pluto op hem los.