Meer kon ik niet doen en nu bevond ik mij in de branding van menselijke golven, die door de straten van New Orleans stuwden. Voor alle zekerheid had ik ook de politie gewaarschuwd en moest afwachten, wat men daar zou bereiken. Om toch iets te doen, slenterde ik lange tijd door de menigte – tevergeefs. Het werd middag en het was bijzonder heet. Ik liep in de mooie brede Common Street, waar mijn blik op het uithangbord van een bierlokaal viel. Een teug pils in deze hitte zou geen kwaad doen en ik ging naar binnen. Hoezeer bier destijds al in trek was, zag ik aan het aantal gasten in de gelagkamer. Ik moest lang zoeken eer ik achter in een hoek een vrije stoel vond. Daar stond een tafeltje met maar twee stoelen. De een werd bezet door een man, wiens uiterlijk wel geschikt was een gast van het bezetten van de andere stoel te weerhouden. Toch liep ik door en vroeg of de stoel vrij was. Hij keek me met een haast meewarige glimlach aan. Hij nam me met een bijna minachtende blik op.
‘Hebt u geld bij u, sir?’ vroeg hij.
‘Zeker,’ zei ik verbaasd.
‘U kunt uw vertering dus betalen?’
‘Ik geloof het wel.’
‘Waarom vraagt u mij dan toestemming, te gaan zitten? Zeker een greenhorn hier te lande? De duivel hale ieder, die mij wil beletten te gaan zitten, waar ik verkies. Neem die stoel, strek de benen zover u wilt en geeft ieder, die er iets van zegt, een klap om zijn oren.’
Ik beken, dat het optreden van de man indruk op mij maakte. Goed beschouwd waren zijn woorden beledigend voor mij en ik voelde vaag, dat ik me zoiets niet mocht laten zeggen zonder een poging te doen, van mij af te bijten. Ik ging zitten en trok mijn wenkbrauwen op.
‘Terecht ziet u een Europeaan in mij, sir. Maar ik wens geen greenhorn genoemd te worden. Men kan een jongere man iets zeggen en toch beleefd blijven.’
‘Pshaw!’ zei hij gemoedelijk. ‘Niet boos worden, dat zou geen zin hebben. Ik meende het zo kwaad niet en ik zie niet in, hoe u het tegen mij zou kunnen opnemen. Old Death is geen man, die zich door dreigementen uit zijn evenwicht laat brengen.’ Aha, deze man was dus Old Death! Ik had van deze bekende, zelfs beroemde woudloper meer dan eens gehoord. Zijn naam werd genoemd aan alle kampvuren aan de overzijde van de Mississippi en was zelfs in de oostelijke steden doorgedrongen. Al was er maar een tiende waar van wat er over hem verteld was, dan was hij een jager en scout, voor wie men zijn pet kon afnemen. Een mensenleeftijd lang had hij in het Westen rondgezworven en ondanks de gevaren, die hij had getrotseerd, was hij nooit ernstig gewond geraakt. Daarom hielden bijgelovige lieden hem voor onkwetsbaar. Zijn werkelijke naam kende niemand. Old Death was zijn ‘oorlogsnaam’, die hij aan zijn schrale gestalte te danken had. Terwijl ik tegenover hem zat begreep ik, waarom men hem ‘de oude dood’ had genoemd. Deze westman was heel lang en zijn diep gebogen gestalte leek slechts uit huid en botten te bestaan. De leren broek sloeg hem los om de benen.
1 comment