Het doet mij altijd pijn als ik hier een jongeman aantref, die misschien ook – ten onder zal gaan. Kijk, mijn moeder was een Duitse; als u wilt kunnen wij Duits spreken. Zij heeft mij bij haar dood achtergelaten op een punt, waar ik het geluk voor mij kon zien liggen. Maar ik wilde wijzer zijn en liep in de verkeerde richting weg. Sir, volg mijn voorbeeld niet. Het is u aan te zien, dat het u zou kunnen vergaan zoals mij.’

‘Meen u dat? Waarom?’

‘U bent te beschaafd. Uw geur is aangenaam. Als een Indiaan uw zorgvuldig geborsteld en gekamd haar zag zou hij doodvallen van schrik. Geen vlekje en geen pluisje op uw pak. Dat deugt niet voor een man, die in het Westen fortuin wil maken. ‘Ik ben ook niet van plan, dat daar juist te proberen.’

‘Nee? Vertel me eens, uit welk milieu komt u eigenlijk?’

‘Ik heb gestudeerd,’ zei ik achteloos.

De oude woudloper keek me aan met een lachje, dat door zijn doodskoptrekken een spottende grijns leek, en schudde het hoofd. ‘Gestudeerd? Aha! En nu verbeeldt u zich heel wat. En toch zijn mensen van uw slag wel het minst geschikt om in de Verenigde Staten fortuin te maken. Dat heb ik al zo vaak gezien. Hebt u al een betrekking?’

‘Ja, in New York.’

‘En wat is het?’ Hij stelde zijn vragen op een zo eigenaardige toon, dat het haast onmogelijk leek, hem antwoord te weigeren. Omdat ik hem de waarheid niet mocht zeggen, zocht ik een uitvlucht.

‘Ik werk voor een bankier. In zijn dienst ben ik hier.’

‘Een bankier? Dan hebt u het blijkbaar gemakkelijker dan ik vermoedde. Blijf in deze betrekking, sir! Niet ieder, die aan de overkant gestudeerd heeft, vindt een baan bij een Amerikaanse geldmagnaat. En dan nog wel in New York. U geniet blijkbaar al heel wat vertrouwen. Zij sturen uit New York alleen iemand naar het Zuiden, op wie zij aan kunnen. Doet me genoegen, dat ik me in dit opzicht vergist heb, sir. Ik neem aan, dat u hier geldzaken te doen hebt?’

‘Iets dergelijks.’

‘Hm, juist.’ Old Death nam me nog eens met zijn scherpe blik op en lachte grijnzend als tevoren. ‘Ik kan de eigenlijke reden van uw aanwezigheid hier wel raden,’ merkte hij op.

‘Dat betwijfel ik.’

‘Mij best, maar ik wil u toch een raad geven. Als u geheim wilt houden, dat u hier iemand komt zoeken, let dan beter op uw ogen. U hebt iedereen in de gelagkamer opvallend goed opgenomen en uw blik vliegt telkens naar het raam om op de voorbijgangers te letten. U zoekt dus iemand. Goed geraden?’

‘Ja, sir, ik moet iemand spreken, wiens adres ik niet ken.’

‘Vraagt u dan bij de hotels!’

‘Heeft niets opgeleverd en ook de politie kon me niet helpen.’ Weer gleed die grijns die vriendelijk bedoeld was, over zijn gezicht. Hij giechelde in zichzelf en klakte met zijn vingers. ‘Sir, u bent een echte greenhorn.