Neem me niet kwalijk, maar het is niet anders.’
Ik zag dadelijk in dat ik teveel had gezegd. Hij bevestigde mijn mening. ‘U komt hier voor ‘iets dergelijks als geldzaken’, zoals u zelf zei. De man, die u hiervoor wilt ontmoeten, wordt op uw verzoek door de politie gezocht. U kamt de straten en bierlokalen uit om hem te vinden. Ik zou Old Death niet zijn als ik nog niet begreep, met wie ik te maken heb.’
‘Met wie dan?’
‘Met een detective, een particulier detective met een opdracht van meer huiselijke dan misdadige aard.’ Deze man was werkelijk bijzonder scherpzinnig. Moest ik toegeven dat zijn vermoeden juist was? Nee. Ik liet hem onkundig. ‘Alle eerbied voor uw scherpzinnigheid, sir, maar ditmaal zoudt u zich wel eens kunnen vergissen.’
‘U moet zelf weten of u het al of niet wilt toegeven. Ik kan u moeilijk tot een bekentenis dwingen. Maar als u niet door anderen doorzien wilt worden moet u zich minder opvallend gedragen. Het gaat om een geldkwestie. Men heeft de zaak in handen gegeven van een greenhorn, men wil dus geen opzien baren. Dus is de gezochte een kennis of misschien zelfs een familielid van de benadeelde. Er is ook sprake van iets strafbaars, anders zou de plaatselijke politie u geen hulp hebben toegezegd. Vermoedelijk gaat het dus om een slachtoffer van uitbuiting. Ja, kijk me maar eens aan, sir! U verbaast zich zeker over mijn slimheid? Ach, een ervaren westman leest uit twee voetstappen een lange weg af, voor mijn part tot aan Canada, en hij vergist zich daarbij zelden.’
‘U geeft blijk van buitengewoon veel verbeeldingskracht, sir!’
‘Pshaw! Ontken zoveel u wilt. Mij deert het niet. Maar ik ben hier vrij goed bekend en misschien had ik u goede raad kunnen geven. Als u overigens meent, op eigen gelegenheid sneller uw doel te bereiken, is dat te prijzen, maar of het verstandig is betwijfel ik.’
Hij stond op en trok een oude leren buidel uit zijn zak om zijn bier af te rekenen. Ik meende, hem door mijn wantrouwen te hebben gekwetst en wilde dat goedmaken. ‘Er zijn dingen, waarin men niemand anders, zeker geen wildvreemde, een blik mag gunnen,’ zei ik ter verklaring van mijn optreden. ‘Ik wilde u beslist niet beledigen en ik geloof…’
‘Ay, ay,’ viel hij me in de rede, terwijl hij een geldstuk op de tafel legde. ‘Van een belediging is geen sprake. Ik had het beste met u voor; u hebt iets sympathieks over u.’
‘Misschien ontmoeten wij elkaar nog eens.’
‘Ik zou het niet denken. Ik ga vandaag door naar Texas, ik wil naar Mexico. Ik kan moeilijk aannemen, dat uw weg in dezelfde richting zal leiden en dus – farewell, sir! Denk er nog maar eens aan, dat ik u een greenhorn heb genoemd. Door Old Death moogt u zich dat rustig laten zeggen, want hij wil u er niet mee beledigen en het doet een beginner nooit kwaad, als hij zichzelf niet al te hoog aanslaat.’ Old Death zette de breedgerande sombrero op, die boven hem aan de wand had gehangen, hing zadel en tuig op zijn rug, greep zijn geweer en vertrok. Hij had nog geen drie stappen gedaan of hij kwam haastig terug en voegde mij gedempt toe, ‘En neem me niet kwalijk, sir. Ik heb namelijk ook – gestudeerd en ik kan er nog met genoegen aan denken, dat ik destijds zo’n verwaande kwast was.
1 comment