Het had meneer Musgrove erg gespeten dat ze niet eerder konden afspreken, zo graag wilde hij kapitein Wentworth zijn dankbaarheid tonen door hem onder zijn eigen dak te ontvangen en te onthalen met het beste en krachtigste dat zijn kelder te bieden had. Maar het zou nog een week duren - slechts een week in Annes berekening, en dan, zo veronderstelde ze, moesten ze elkaar wel ontmoeten. Al gauw wenste ze echter dat ze zich zelfs dat ene weekje veilig had kunnen voelen.

Kapitein Wentworth beantwoordde meneer Musgroves hoffelijke bezoek zeer vlot en bijna was zij in datzelfde half uur bij de Musgroves geweest! Zij en Mary stonden op het punt naar het grote huis te gaan waar ze hem, zoals ze later vernam, zeker zouden hebben getroffen, als niet op hetzelfde moment het oudste kind was thuisgebracht omdat het een lelijke val had gemaakt. Wegens de toestand van het jongetje moesten ze hun visite afblazen, maar haar ontsnapping liet haar niet onberoerd, ondanks alle ernstige bezorgdheid om het kind.

Zijn sleutelbeen bleek ontzet en hij had zo’n harde klap tegen zijn rug gehad dat de vreselijkste dingen werden gevreesd. Het was een middag vol zorgen en Anne moest alles tegelijk doen: de dokter laten halen, de vader laten opsporen en op de hoogte stellen, de moeder troosten en kalmeren, de bedienden aan het werk zetten, het jongste kind wegsturen en het arme slachtoffertje verzorgen en sussen - en bovendien, zodra ze eraan dacht, bericht naar het andere huis sturen, wat haar echter meer angstige pottenkijkers dan bruikbare assistenten opleverde.

Haar eerste troost was de terugkeer van haar zwager - hij wist het beste hoe zijn vrouw aangepakt moest worden; de tweede opluchting was de komst van de dokter. Zolang hij het kind niet had onderzocht, drukte hun ongerustheid zwaar omdat ze zo vaag was; ze vermoedden ernstig letsel, maar wisten niet precies waar. Nu was het sleutelbeen echter spoedig gezet en hoewel meneer Robinson lang bleef voelen en wrijven, ernstig keek en op zachte toon tegen de vader en tante sprak, beval hij hen tenslotte er het beste van te hopen en in redelijke rust naar huis te gaan om te eten. Pas toen, vlak voordat ze afscheid namen, konden de twee jonge tantes met een gerust hart ver genoeg van de toestand van hun neefje afdwalen om verslag te doen van kapitein Wentworths bezoek. Ze bleven vijf minuten langer dan hun vader en moeder om te kunnen vertellen hoe verrukt ze van hem waren, hoeveel knapper, hoe oneindig veel aardiger ze hem vonden dan alle mannen in hun omgeving die daarvoor favoriet waren geweest - hoe verheugd ze waren geweest toen papa hem uitnodigde om te blijven dineren - hoe teleurgesteld toen hij zei dat dat niet mogelijk was - en hoe verheugd opnieuw toen hij, in antwoord op papa en mama’s aandringen, beloofde morgen te komen dineren, morgen al! En hij had het op zo’n aardige manier beloofd, alsof hij heel goed begreep wat de reden voor al hun aandacht was! En, kortom, hij had zo uitzonderlijk galant gesproken en gehandeld - ze konden wel stellen dat hij hun beiden het hoofd op hol had gebracht! En weg holden ze, even uitgelaten als verliefd en blijkbaar meer vervuld van kapitein Wentworth dan van de kleine Charles.

Hetzelfde verhaal werd met hetzelfde enthousiasme herhaald toen de twee meisjes met hun vader later door de sombere avond kwamen aangewandeld om naar Charles te informeren en meneer Musgrove kon er, nu de ergste ongerustheid om zijn erfgenaam voorbij was, zijn lof en instemming aan toevoegen. Hij hoopte dat er niets meer gebeurde wat kapitein Wentworths bezoek nog kon verhinderen en bedacht met spijt dat de bewoners van de cottage de kleine jongen waarschijnlijk niet alleen wilden laten om kennis met hem te maken. ‘O, nee!’ - zowel vader als moeder was nog te zeer vervuld van schrik om het idee te kunnen verdragen. En uit blijdschap om deze ontsnapping voegde Anne spontaan haar vurige protesten bij de hunne.

Charles Musgrove begon later echter van gedachten te veranderen. Het ging zo goed met het kind - en hij was zo benieuwd naar kapitein Wentworth dat hij er in de loop van morgenavond misschien toch even langs ging; hij wilde beslist thuis dineren, maar zou er misschien toch even een halfuurtje binnenlopen. Dit plan stuitte echter op hevig verzet van zijn vrouw: ‘O, nee Charles! Ik kan het niet verdragen als je weg zou gaan. Stel je voor dat er iets zou gebeuren!’

Het kind had een rustige nacht en knapte in de loop van de volgende dag iets op. Alleen de tijd kon uitwijzen of zijn rug beschadigd was of niet, maar meneer Robinson ontdekte geen verontrustende symptomen en al gauw zag Charles Musgrove dan ook geen reden om nog langer thuis te blijven zitten. Het kind moest het bed houden en zo kalmpjes mogelijk worden vermaakt, maar wat kon een vader daaraan bijdragen? Dit was duidelijk vrouwenwerk. Het was nergens voor nodig dat hij, die in huis toch niemand van dienst kon zijn, zich binnen zou opsluiten. Zijn vader wilde graag dat hij kapitein Wentworth ontmoette en aangezien hij niet voldoende reden had te blijven, behoorde hij te gaan. En het eind van het liedje was dat hij hen, na zijn terugkeer van de jacht, plechtig meedeelde zich direct te zullen verkleden om in het andere huis te gaan dineren.

‘Het gaat uitstekend met het kind,’ zei hij, ‘dus heb ik mijn vader zojuist verteld dat ik toch kom en hij gaf me volkomen gelijk. Je zuster is immers bij je, liefje, dus hoef ik me niet bezwaard te voelen. Jij zou hem natuurlijk nooit alleen laten, maar je weet best dat ik hier totaal nutteloos ben. En als er iets is, kan Anne mij immers laten halen.’

Gewoonlijk weten echtgenoten heel goed wanneer tegenspraak zinloos is. Mary kon uit Charles’ toon opmaken dat hij vastbesloten was te gaan en dat haar protesten niets zouden uithalen.

Daarom zweeg ze tot hij de kamer uit was, maar zodra alleen Anne haar kon horen, zei ze:

‘Mooi! Dus jij en ik moeten ons maar zien te redden met dat arme, zieke kind - en de hele avond komt er niemand bij ons langs! Ik wist wel dat het zo zou lopen. Dit moet mij natuurlijk weer gebeuren! Altijd wanneer er iets vervelends aan de hand is, weten mannen zich er onderuit te werken; Charles is al net zo erg als de rest. Zo hardvochtig! Ik vind het bijzonder hardvochtig van hem dat hij zijn arme jongetje zo in de steek laat; hoe durft hij te beweren dat het goed met hem gaat? Hoe kan hij nu weten of het goed gaat, of het over een half uur niet opeens veel slechter met hem is? Ik had niet gedacht dat Charles zo hardvochtig kon zijn. Dus hij gaat weg om plezier te maken en omdat ik de arme moeder ben, mag ik geen stap verzetten - terwijl ik nu juist de minst aangewezen persoon ben om op het kind te passen. Juist omdat ik de moeder ben, zouden mijn gevoelens gespaard moeten worden. Ik ben hier helemaal niet tegen opgewassen. Je hebt zelf gezien hoe overstuur ik gisteren was.’

‘Maar dat kwam door de plotselinge schrik - door de schok.