Maar eerlijk of niet, er zijn soms onflatteuze combinaties die door de rede niet bevat kunnen worden, die door goede smaak niet verdragen worden, die uitsluitend de lachlust opwekken.

De admiraal, die met de handen op de rug twee verkwikkende rondjes door de kamer had gemaakt en door zijn vrouw tot de orde was geroepen, liep nu op kapitein Wentworth toe en zonder aandacht voor wat hij zou kunnen verstoren, slechts vervuld van zijn eigen gedachten, zei hij:

‘Als je het afgelopen voorjaar een week later in Lissabon was geweest, Frederick, zou je zijn gevraagd om Lady Mary Grierson en haar dochters mee te nemen.’

‘Is het werkelijk? Dan ben ik blij dat ik daar niet een week later was.’

De admiraal las hem de les over zijn gebrek aan hoffelijkheid. Kapitein Wentworth verdedigde zich; toch verklaarde hij dat hij nooit uit vrije wil een groep dames aan boord van zijn schip zou laten, behalve voor een bal of een visite die niet langer dan een paar uur duurde.

‘Maar zoals ik mezelf ken,’ zei hij, ‘komt dat niet voort uit een gebrek aan hoffelijkheid tegenover hen. Het komt eerder voort uit het gevoel dat het, wat men ook probeert, welke offers men ook brengt, onmogelijk is om de accommodatie aan boord geschikt te maken voor een vrouw. Het kan geen gebrek aan hoffelijkheid zijn, admiraal, om het recht van de vrouw op alle persoonlijke luxe hoog aan te slaan - en dat doe ik. Ik houd niet van vrouwen aan boord en zolang ik het voor het zeggen heb, zal geen schip dat onder mijn commando vaart ooit een familie van louter dames vervoeren.’

Hiermee haalde hij zich de verontwaardiging van zijn zuster op de hals.

‘Frederick, dat kun je niet menen! Dat is allemaal loze verfijning! Vrouwen kunnen aan boord een even comfortabel leven leiden als in het mooiste huis van Engeland. Ik heb, evenals vele andere vrouwen, jarenlang aan boord gewoond en ik vind de accommodatie nergens beter dan op een oorlogsschip. Heus, alle comfort en genoegens die ik nu heb, zelfs op Kellynch Hall,’ (met een vriendelijk knikje richting Anne) ‘had ik ook aan boord van de meeste schepen waarop ik heb gewoond en dat zijn er in totaal vijf geweest.’

‘Dat telt niet,’ antwoordde haar broer. ‘Jij had een hut samen met je echtgenoot, je was de enige vrouw aan boord.’

‘Maar zelf heb je mevrouw Harville, haar zuster, haar nicht en drie kinderen van Portsmouth naar Plymouth gebracht. Waar bleef die geweldige, uitzonderlijke hoffelijkheid van jou toen?’

‘Geheel ten onder gegaan in vriendschap, Sophia. Ik zou elke vrouw van een medeofficier helpen als ik kon en ik zou elk familielid van Harville naar het eind van de wereld brengen als hij dat wilde. Maar denk niet dat ik het niet als een noodzakelijk kwaad zag.’

‘Reken maar dat ze het allemaal naar hun zin hebben gehad.’

‘Daar mag ik hen heus niet liever om. Zo’n grote groep vrouwen en kinderen heeft het recht niet om het naar de zin te hebben aan boord.’

‘Lieve Frederick, wat bazel je nu toch? Zeg me dan eens, wat zou er van ons arme zeemansvrouwen, die zo vaak van de ene haven naar de andere gebracht willen worden, achter onze mannen aan, terechtkomen als iedereen er zulke opvattingen op na hield?’

‘Mijn opvattingen hebben me er immers niet van weerhouden om mevrouw Harville en haar hele familie naar Plymouth te brengen?’

‘Maar ik vind het vreselijk je als zo’n fijne heer te horen praten, alsof alle vrouwen fijne dametjes zijn in plaats van verstandige wezens. Geen enkele vrouw verwacht altijd een rimpelloze zee te kunnen bevaren.’

‘Ach, lieve,’ zei de admiraal, ‘als hij zelf eenmaal een vrouw heeft, praat hij wel anders. Als hij getrouwd is en we hebben het geluk nog een oorlog mee te maken, dan zul je zien dat hij doet wat jij en ik en vele anderen met ons hebben gedaan. Hij zal iedereen dankbaar zijn die hem zijn vrouw komt brengen.’

‘O, vast en zeker.’

‘Zo is het genoeg!’ riep kapitein Wentworth. ‘Als echtelieden mij beginnen te bestoken met “O, als je eenmaal getrouwd bent, denk je er heel anders over!” kan ik alleen maar zeggen: “nee, dat is niet waar”, en dan zeggen zij weer: “ja, dat is wel waar”, en daarmee is de discussie afgelopen.’

Hij stond op en liep weg.

‘U hebt vast heel wat afgereisd, mevrouw!’ sprak mevrouw Musgrove tot mevrouw Croft.

‘Aardig wat, mevrouw, in de vijftien jaar van mijn huwelijk - al zijn er genoeg vrouwen die nog meer veel hebben gereisd. Ik ben de Atlantische Oceaan viermaal overgestoken en één keer heen en terug naar Oost-Indië geweest, één keer maar, en daarbij nog naar een aantal plaatsen dichter bij huis - Cork, Lissabon en Gibraltar. Maar ik ben nooit verder dan de Straat van Florida gekomen en ook nooit in West-Indië geweest. Want Bermuda of Bahama noemen we geen West-Indië, weet u.’

Mevrouw Musgrove had daar niets tegenin te brengen; ze hoefde zichzelf niet te verwijten die eilanden ooit van haar leven te hebben genoemd.

‘En ik verzeker u, mevrouw,’ vervolgde mevrouw Croft, ‘dat de accommodatie nergens beter is dan op een oorlogsschip; ik heb het dan over de grote schepen. Op een fregat is de ruimte uiteraard wat beperkter - hoewel elke verstandige vrouw zich ook daar heel gelukkig kan voelen. En ik kan u zeggen dat de tijd die ik aan boord heb doorgebracht, de gelukkigste tijd van mijn leven was. Wanneer we samen waren, hadden we immers niets te vrezen. Godzijdank ben ik altijd gezegend geweest met een uitstekende gezondheid en kan ik elk klimaat verdragen. De eerste vierentwintig uur op zee was ik altijd enigszins van slag, maar daarna wist ik niet meer wat ziek zijn was. De enige keer dat ik werkelijk geleden heb, lichamelijk en geestelijk, de enige keer dat ik me werkelijk ziek voelde en bang was voor elk gevaar, was de winter dat ik alleen in Deal achterbleef terwijl de admiraal - toen kapitein Croft - op de Noordzee zat. Toen was ik voortdurend angstig en leed ik aan alle mogelijke ingebeelde kwalen, omdat ik niet wist wat ik met mezelf moest beginnen of wanneer ik weer iets van hem zou horen. Maar zolang we samen konden zijn, mankeerde mij nooit iets en heb ik nooit enig ongemak ondervonden.’

‘O, ja - natuurlijk! O, ik kan volledig met u meevoelen, mevrouw Croft,’ luidde mevrouw Musgroves instemmende antwoord. ‘Niets is zo erg als van elkaar gescheiden te zijn. Ik kan volledig met u meevoelen. Ik weet hoe dat is, want meneer Musgrove gaat altijd naar de periodieke rechtszittingen en ik ben altijd zo blij wanneer die voorbij zijn en hij weer veilig thuis is.’

De avond werd besloten met dansen.