Rond haar tweeëntwintigste was haar gevraagd haar naam te veranderen door de jongeman die kort daarop een gewilliger kandidate in haar jongste zuster had gevonden. En Lady Russell had haar afwijzing betreurd, want Charles Musgrove was de oudste zoon van een man die qua grondbezit en algemeen respect in die streek slechts voor Sir Walter onderdeed; bovendien was hij vriendelijk en aardig om te zien. En hoewel Lady Russell misschien hogere eisen had gesteld toen Anne negentien was, zou ze heel gelukkig zijn geweest om haar op haar tweeëntwintigste op zo’n waardige wijze aan het onrecht in haar vaders huis te zien ontkomen en haar voor altijd zo dicht in haar eigen buurt te weten. Maar deze keer had Anne zich niet op het advies van anderen verlaten. En al wenste Lady Russell, nog altijd even zeker van haar eigen oordeelkundigheid als voorheen, geen moment dat de dingen anders waren gelopen, ze begon nu toch met een aan wanhoop grenzende ongerustheid te vrezen dat Anne zich misschien wel nooit door een man met geld en verstand zou laten verleiden om die rol op zich te nemen waarvoor zij haar met haar warmvoelende, huiselijke aard zo geschikt vond.

Ze kenden elkaars huidige opvatting over de reden achter Annes toenmalige gedrag niet, want het onderwerp werd nooit aangeroerd. Maar op haar zevenentwintigste dacht Anne er heel anders over dan haar op haar negentiende was opgedrongen. Ze verweet het noch Lady Russell, noch zichzelf dat ze zich door haar had laten leiden; maar ze wist dat zij, mocht zij ooit door een jonge persoon in gelijksoortige omstandigheden om raad worden gevraagd, nooit een advies zou geven dat in het heden zo veel zeker verdriet en in de toekomst zo veel onzeker geluk zou brengen. Ze was ervan overtuigd dat ze ondanks alle weerstand van haar familie en alle onrust die zijn beroep met zich meebracht, ondanks alle mogelijke angsten en teleurstellingen en ondanks alle vertraging gelukkiger zou zijn geweest als ze de verloving niet had verbroken, als ze voet bij stuk had gehouden. Dat wist ze zeker, zelfs al zouden ze meer dan de gebruikelijke portie zorgen en spanning toebedeeld hebben gekregen. En dan liet ze nog buiten beschouwing wat er in hun geval gebeurd zou zijn, want achteraf bleek dat een huwelijk veel eerder mogelijk was geweest dan ze redelijkerwijs hadden kunnen verwachten. Al zijn optimisme en zelfvertrouwen waren terecht gebleken. Zijn scherpzinnigheid en bezieling hadden zijn voorspoedige levenspad blijkbaar voorzien en afgedwongen. Al gauw na de beëindiging van hun verloving had hij werk gevonden en alles wat hij haar voorspeld had, was daadwerkelijk gebeurd. Hij had zich onderscheiden, was snel in rang gestegen -en moest nu zo onderhand, met al het prijzengeld dat hij in de wacht had gesleept, een aardig fortuin hebben vergaard. Haar enige bron van informatie was de krant en de ranglijst van marineofficieren, maar ze twijfelde er niet aan dat hij rijk was; daarnaast had ze, wat sprak voor zijn trouw, geen reden te denken dat hij gehuwd was.

Hoe overtuigend zou Anne Elliot hebben gesproken - hoe overtuigend sprak haar hart zich althans uit voor jonge, warme liefde en een hoopvol vertrouwen in de toekomst en niet voor die overbezorgde behoedzaamheid die elke inspanning leek te minachten en de voorzienigheid leek te wantrouwen! Ze was in haar jeugd gedwongen voorzichtig te zijn en leerde de romantiek pas kennen toen ze ouder werd - het natuurlijke gevolg van een onnatuurlijk begin.

Door deze gebeurtenissen, deze herinneringen en gevoelens kon ze het nieuws dat kapitein Wentworths zuster waarschijnlijk in Kellynch kwam wonen, niet aanhoren zonder opnieuw die oude pijn te voelen en het kostte haar menige zucht en menige wandeling om de agitatie die dat idee opriep kwijt te raken. Ze moest zichzelf meermalen voorhouden dat het dwaasheid was, voordat ze haar zenuwen voldoende had bedwongen om de eindeloze gesprekken over de Crofts en hun aangelegenheden te kunnen verdragen. Ze werd daarbij echter geholpen door de algehele onverschilligheid en voorgewende onwetendheid van de enige drie die het geheim van haar verleden deelden; daardoor leek het of alle herinneringen werden ontkend. Ze wist dat Lady Russells zwijgen uit veel nobeler motieven voortkwam dan dat van haar vader en Elizabeth, ze had respect voor de veel hoogstaander redenen voor haar terughoudendheid - maar waar die opzettelijke vergeetachtigheid ook vandaan kwam, zelf had ze er baat bij. En toen admiraal Croft inderdaad besloot Kellynch Hall te huren, kon ze terugvallen op die overtuiging die haar altijd had gesteund: dat het verleden alleen bekend was bij de enige drie personen in haar omgeving die er nooit met een woord over zouden reppen. En ze vertrouwde erop dat van zijn vrienden alleen de broer bij wie hij had gewoond iets van hun kortstondige verloving afwist. Die broer was jaren geleden uit Somersetshire vertrokken - en omdat hij toen een heel verstandige, maar bovenal ongehuwde man was, durfde ze er rustig op te rekenen dat geen mens via hem ooit iets over de kwestie had gehoord.

De zuster, mevrouw Croft, had haar man destijds vergezeld op een verre buitenlandse reis en haar eigen zuster, Mary, had tijdens de gebeurtenissen op school gezeten - en dankzij de trots van sommigen en de fijngevoeligheid van anderen was haar nooit iets over de geschiedenis ter ore gekomen.

Gesteund door deze zekerheid hoopte ze dat haar kennismaking met de Crofts, die - met Lady Russell in Kellynch en Mary op slechts drie mijl afstand - onmogelijk kon uitblijven, zonder problemen zou verlopen.

 

 

5

Op de ochtend dat de admiraal en mevrouw Croft Kellynch Hall kwamen bezichtigen, vond Anne het heel vanzelfsprekend dat ze haar vrijwel dagelijkse wandeling naar Lady Russells huis maakte en wegbleef tot alles voorbij was; waarna ze het al even vanzelfsprekend vond dat ze de gemiste kans om hen te zien betreurde.

De ontmoeting tussen beide partijen verliep zeer gunstig en de hele zaak werd direct afgerond. Beide dames hadden hun zinnen op een overeenkomst gezet en konden in de ander dan ook niets dan goede manieren ontdekken. En wat de heren betreft, zo veel hartelijke welwillendheid, zo veel spontane, vriendelijke gulhartigheid als de admiraal toonde, kon zijn uitwerking niet missen op Sir Walter, die zich bovendien tot zijn beste en elegantste gedrag had laten verleiden door meneer Shepherds verzekering dat de admiraal hem als een toonbeeld van beschaving beschouwde.

Het huis met de tuinen en het meubilair werden goedgekeurd, de Crofts werden goedgekeurd; de voorwaarden, het tijdstip, alles en iedereen was in orde. En uiteindelijk werden meneer Shepherds klerken aan het werk gezet zonder dat er ook maar een wijziging van alles wat ‘Dit contract bepaalt…’ noodzakelijk was geweest.

Sir Walter verklaarde zonder aarzeling dat de admiraal de knapste zeeman was die hij ooit had ontmoet en ging zelfs zover te zeggen dat hij zich, als zijn eigen lijfknecht eens iets aan zijn haar zou doen, niet zou schamen om waar dan ook met hem gezien te worden. En de admiraal, vol welgemeende hartelijkheid, sprak tot zijn vrouw, terwijl ze terugreden door het park: ‘Ik dacht wel dat we spoedig tot een overeenkomst zouden komen, lieve, ondanks alles wat ze ons in Taunton hebben verteld. De baronet heeft het buskruit niet uitgevonden, maar hij lijkt me geen kwade man’ - wederzijdse complimenten waaraan door beide partijen ongeveer evenveel waarde zou zijn gehecht.

De Crofts zouden de beschikking over het huis krijgen op Sint Michiel, en daar Sir Walter voorstelde om in de loop van de voorafgaande maand naar Bath te vertrekken, hadden ze geen tijd te verliezen voor het treffen van de voorbereidingen.

Lady Russell, die ervan overtuigd was dat Anne niet de kans zou krijgen zich nuttig te maken bij het uitzoeken van hun nieuwe huis, zag haar niet graag zo overhaast vertrekken en wilde haar de mogelijkheid bieden tot na Kerstmis te blijven. Maar omdat ze zelf verplichtingen had waardoor ze enkele weken van huis moest, kon ze haar niet voor die gehele periode uitnodigen en Anne wilde al met al niet blijven, hoezeer ze ook opzag tegen de late zomerhitte en het schelle licht van Bath en hoezeer het haar ook speet om de zoet-melancholieke sfeer van een landelijke herfst te moeten missen. De beste en verstandigste - en daarom minst pijnlijke - oplossing zou zijn om met de anderen mee te gaan.

Toen gebeurde er echter iets waardoor ze een andere taak kreeg toebedeeld. Mary, die vaak wat ziekelijk was, altijd zeer begaan met zichzelf en altijd gewend om Annes gezelschap op te eisen wanneer haar iets mankeerde, werd onwel en omdat ze voorzag zich de gehele herfst geen dag goed te voelen, smeekte, of beter gezegd, beval ze Anne - want het was nauwelijks een smeekbede te noemen - om naar Uppercross Cottage te komen in plaats van naar Bath te gaan en haar gezelschap te houden zolang zij haar nodig had. ‘Ik kan beslist niet zonder Anne,’ redeneerde Mary en Elizabeth antwoordde: ‘Dan moet Anne maar blijven, want in Bath heeft niemand haar nodig.’

Opgeëist te worden als een gebruiksvoorwerp, al is het op een weinig nette manier, is altijd nog beter dan afgewezen te worden als onbruikbaar en Anne, blij een ander van dienst te kunnen zijn, blij een taak toegewezen te krijgen en zeker niet spijtig om deze op het platteland, in haar eigen dierbare streek te kunnen uitvoeren, stemde er gretig mee in te blijven.

Deze uitnodiging van Mary vormde tevens de oplossing voor Lady Russells probleem en al gauw werd besloten dat Anne niet eerder naar Bath zou gaan dan wanneer Lady Russell haar mee kon nemen, en dat ze al haar tussenliggende tijd zou verdelen tussen Uppercross Cottage en Kellynch Lodge.

Tot dusver was alles uitstekend geregeld, maar Lady Russell schrok erg van de ongepastheid van een onderdeel van het plan: dit bestond eruit dat Sir Walter en Elizabeth mevrouw Clay zouden vragen hen naar Bath te vergezellen als uiterst belangrijke en onmisbare assistente voor de laatste in alle zaken die zij daar moest regelen.