Het deed Lady Russell verdriet dat deze maatregel noodzakelijk werd geacht - het verbaasde, kwetste en beangstigde haar; en de belediging die hij inhield voor Anne - dat mevrouw Clay van nut kon zijn waar Anne als volkomen overbodig werd beschouwd - maakte de kwestie oneindig veel pijnlijker.

Anne was gehard tegen zulke beledigingen, maar net als Lady Russell vond ze het plan zeer ondoordacht. Vele uren van zwijgende oplettendheid en een scherp inzicht in haar vaders karakter (soms scherper dan haar lief was) hadden haar ervan overtuigd dat het ernstigste gevolg van deze vriendschap voor hun familie niet uitgesloten mocht worden. Ze kon zich niet voorstellen dat haar vader op dit moment reeds plannen in die richting koesterde. Mevrouw Clay had sproeten, een vooruitstekende tand en plompe polsen, waarover hij zich in haar afwezigheid voortdurend laatdunkend uitliet; maar ze was jong en zag er over het geheel genomen goed uit en haar alerte geest en vleiende manieren waren oneindig veel gevaarlijker dan uiterlijke aantrekkelijkheden alleen. Anne was zo beducht voor dit gevaar dat ze zich verplicht voelde haar zuster ervan te doordringen. Ze gaf zichzelf weinig kans van slagen, maar Elizabeth, die door zo’n tegenslag veel zwaarder zou worden getroffen dan zijzelf, mocht haar nooit kunnen verwijten dat ze haar niet had gewaarschuwd.

Ze sprak met haar, maar leek haar slechts te beledigen. Elizabeth kon niet begrijpen hoe ze bij zulke absurde verdenkingen kwam en bezwoer haar verontwaardigd dat beide partijen hun plaats kenden.

‘Mevrouw Clay,’ zei ze verhit, ‘verliest haar afkomst nooit uit het oog. Ik ben heel wat beter op de hoogte van haar ideeën dan jij en ik kan je verzekeren dat ze er wat het huwelijk aangaat heel strikte opvattingen op na houdt en dat niemand zo’n afkeer van ongelijkwaardigheid in rang en vermogen heeft als zij. En wat mijn vader betreft, ik vind het niet eerlijk dat hij, die omwille van ons zo lang alleen is gebleven, nu van zoiets wordt verdacht. Als mevrouw Clay nu een bijzonder mooie vrouw was, goed, dan zou ik haar misschien niet zo vaak moeten uitnodigen - al weet ik zeker dat mijn vader zich door niets ter wereld tot een onwaardige verbintenis zou laten verleiden -, maar het zou hem ongelukkig kunnen maken. Maar die arme mevrouw Clay, die ondanks al haar deugden niet eens redelijk mooi kan worden genoemd! Ik ben ervan overtuigd dat er geen enkel gevaar in haar aanwezigheid hier schuilt. Het lijkt wel of je mijn vader nog nooit over haar uiterlijke gebreken hebt horen praten - terwijl je hem er toch wel honderd keer over moet hebben gehoord. Die tand van haar! Die sproeten! Zelf vind ik sproeten minder afstotelijk dan hij; ik heb wel gezichten gezien die er door de aanwezigheid van een paar niet wezenlijk op achteruitgingen, maar hij gruwt ervan. Je hebt hem ongetwijfeld over mevrouw Clays sproeten gehoord.’

‘Er bestaat vrijwel geen uiterlijk gebrek,’ antwoordde Anne, ‘dat uiteindelijk niet met innemende manieren overwonnen kan worden.’

‘Daar ben ik het beslist niet mee eens’, sprak Elizabeth. ‘Innemendheid kan een mooi gezichtje verfraaien, maar verandert aan een lelijk gezicht helemaal niets. Hoe dan ook, voor mij staat er wat dit betreft heel wat meer op het spel dan voor wie dan ook, dus hoef je bij mij niet aan te komen met je adviezen.’

Anne had haar plicht gedaan, opgelucht omdat het voorbij was en niet zonder hoop op enig effect. Haar vermoedens hadden Elizabeth weliswaar boos, maar misschien ook alerter gemaakt.

De laatste taak van hun vier koetspaarden was om Sir Walter, juffrouw Elliot en mevrouw Clay naar Bath te brengen. De groep vertrok in zonnige opgetogenheid; Sir Walter zat klaar om zelfgenoegzame knikjes uit te delen naar alle ontroerde pachters en arbeiders die zich uit plichtsgevoel vertoonden. En terwijl hij daarmee bezig was, wandelde Anne in troosteloze, stille eenzaamheid naar Kellynch Lodge, waar ze haar eerste week zou doorbrengen.

Haar vriendin was nauwelijks vrolijker gestemd dan zijzelf. Lady Russell was zeer bedroefd om het vertrek van de familie. Hun waardigheid was haar even dierbaar als die van haarzelf en hun dagelijkse omgang was een gekoesterde gewoonte geworden. Het deed pijn het landgoed er zo verlaten bij te zien liggen, maar de gedachte aan de nieuwe bewoners verdroot haar nog meer. Om aan de trieste verlorenheid van het zo veranderde dorpje te ontsnappen en uit de buurt te zijn wanneer admiraal en mevrouw Croft arriveerden, had ze dan ook besloten weg te gaan zodra Anne haar moest verlaten. En zo vertrokken ze een week later samen uit Kellynch en ergens in het eerste stadium van Lady Russells reis werd Anne bij Uppercross Cottage afgezet.

Uppercross was een tamelijk klein dorpje dat tot enkele jaren geleden nog geheel in de oud-Engelse stijl was gebouwd, met slechts twee huizen die fraaier waren dan die van de pachters en arbeiders: het herenhuis van de landjonker met zijn hoge muren, grote poorten en oude bomen, groot en ongemoderniseerd, en de lage, kleine pastorie, omsloten door haar eigen keurige tuin, met een wingerd en een leipeer rond de openslaande ramen. Maar na het huwelijk van de jonge landjonker was het dorpsaanzicht verbeterd; een oude boerderij was verheven tot cottage voor het jonge stel. En Uppercross Cottage met zijn veranda, openslaande tuindeuren en andere aardigheidjes trok net zo veel blikken van voorbijgangers als de monumentalere, harmonischer aandoende gevels en erven van het grote huis, ongeveer een kwart mijl verderop.

Anne had hier vaak gelogeerd. Ze kende de dagelijkse gang van zaken in Uppercross even goed als die in Kellynch. De twee families bezochten elkaar zo vaak, waren zo gewend voortdurend bij elkaar in en uit te hollen, dat ze nogal verbaasd was Mary alleen thuis te treffen; maar dat Mary zich ziek en lusteloos voelde nu ze alleen was, verbaasde haar niet. Hoewel ze beter bedeeld was dan de oudste zuster, bezat Mary noch zo veel verstand, noch zo veel zelfbeheersing als Anne. Wanneer ze gezond was, zich gelukkig voelde en voldoende aandacht kreeg, was ze bijzonder vriendelijk en opgewekt, maar zodra haar iets mankeerde, zat ze bij de pakken neer.