Wil U ze vernemen? Zo luister. Zo U kans ziet te verlengen mijn telescoop, te versterken zijn glazen van diamant, opdat ik door ze dringe tot aan de grens des heelals, tot aan het laatste zonnestelsel, tot in de Mystieke Roos, tot in de Godheid zelve, zo word ik uw vrouw en zullen wij samen zijn de machtigsten ter wereld, omdat wij dan zijn: alwetend. Want het heelal is begrensd...
- Het heelal is begrensd, zeiden haar na de wijzen.
- Eindeloos is het heelal, murmelde zacht de koning. Men glimlachte en schudde het hoofd.
- De koning wordt héél oud, herhaalde men overal.
- De koning zal spoedig sterven, voorspelden zacht de wijzen. Als een grijsaard zonder rede spreekt, gaat hij spoedig sterven...
- Koninklijke Hoogheid van de Star, sprak de prins. Ook uw, van wijsheid glanzend, woord overweeg ik in mijn brein. Want het moet waarlijk wel de grootste macht zijn: alwetend te zijn. Maar Uwe Majesteit heeft nog een derde prinses? Waar is zij?
- Zij is hier, zeide de koning. Zij is de Prinses van de Naaktheid met de Wieken. Maar zij is nog een kind, prins...
Psyche bloosde en boog.
De prins zag haar lang aan.
Toen zeide hij zacht tot haar:
- Uwe Hoogheid heet Psyche? Zij draagt de naam van de stammoeder van haar geslacht, zoals ik draag de naam van de god, die het mijne verwekte?
- Ik geloof van wel, murmelde Psyche, verlegen.
- Zij is nog een kind, prins: vergeef haar! herhaalde de koning.
- Vergunt Uwe Majesteit mij niet te vragen naar de hand en het hart Harer derde prinses en dochter?
- Zeker, prins, maar zij is nog zo jong... Als zij mij verlaat zal ik heel treurig zijn. Maar heeft zij je lief, dan sta ik haar aan je af, want dan zal zij gelukkig worden...
- Zou je willen worden mijn vrouw, zeg, Psyche?
Psyche bloosde heel rood. Haar blote leedjes bloosden, haar wiekjes bloosden.
- Prins, aarzelde zij, en zag schuchter naar haar vader. Je doet me veel eer. Maar mijn zusters zijn veel mooier en wijzer dan ik. En mijn vader zou mij missen, als ik met je heenging naar het Rijk van het Heden.
- Maar welke voorwaarde zou je mij stellen, zeg, Psyche? Psyche aarzelde. Zij had het op de lippen te juichen: vang mij de Chimera, bind hem in een weide, opdat hij er graze, en geef mij macht over hem, opdat ik hem bestijge, om te vliegen door het luchtruim, zo het mij goed dunkt.