- Maar wat wil dan de Macht? Jij zweeft; de spin weeft haar web; Emeralda heerst over stof; alles is als het is; o, het leven is troosteloos! Chimera, ik kan nu niet langer! Lief heb ik je met heel mijn ziel, maar als je niet daalt, dan bind ik de knoop van je manen maar los, dan laat ik mijn armen, zo moe, maar los, en dan val ik neer in het niets...
- Hou nog een poze moed. Ginds is de purperen woestijn...
- O, die is mooi! juichte zij. Maar je vliegt er voorbij, altijd voorbij...!
- Wil je er rusten, Psyche?
- O,ja...
- Dan daal ik er neer... Hou nog een poze moed.
Zij hield hem heel vast en zag spiedend uit. Hij repte de wieken, duizelingsnel; ze waaiden een wind om Psyche... Daar doemden in de lucht de purperen zanden aan goudene zee, met parelborduursel van schuim; de auzuren bananen, die wuifden haar kronen in teerroze ether...
Haar adem hield Psyche in... Zou hij er dalen...?
Ja waarlijk, hij daalde... Hij daalde... Zij meende, het purper verbleekte, zodra hij er daalde; de zee was niet goud meer, het lover niet blauw... Maar toch, toch was het schoon, een droom-ijl en toverschoon land, en hij daalde.
Op breedstille vlerken daalde hij neer. Nu stond hij stil, snuivend zijn adem in wolkende stoom. Zij gleed van zijn rug zacht neer op het zand en zij lachte en slaakte een zucht van verlichting.
- Rust nu hier, Psyche! sprak hij weemoedig en de trilling in zijn bronsklinkende stem bevreemdde haar; zij lachte niet meer.
- Rust nu. Zie, hier zijn dadelen, en daar is een bron. De nacht spreidt zich spoedig zacht paars aan de hemel en verkoelt de te hete lucht. Reeds tintelen enkele sterren, heel bleek. Les je nu, laaf je nu, en rust uit... Dit is een lieve oase. Slaap nu, kleine Psyche. De dag van morgen is spoedig daar... Vaarwel.
Zij zag hem aan met grote ogen. Zij wierp zich aan zijn hijgende borst van breed, krachtig paard en sloeg om zijn krommende hals haar armen, die beefden.