O, Chimera, mijn Chimera, o Chimera van mijn verlangen, kom terug! Kom terug!! Kom terug!!! Ik kan niet buiten je, en als je niet weer komt, Chimera, dan wil ik niet meer leven, eenzaam op dit hoge slot; dan stort ik mij in de waterval...
Zij stond opgericht van verlangen, haar ogen naar de lege lucht. Haar handjes prangden haar borst, zij weende, en haar wiekjes sidderden als in koorts.
Toen zag zij plotseling, aan het boograam van zijn kamer, zitten de koning, haar vader. Hij zag haar niet, hij las in een rol. Maar angstig, dat hij zou zien haar verdriet, haar wanhoop en smachtend verlangen, vluchtte zij weg, langs de tinnen, de wallen, door de gangen en zalen van het kasteel, tot zij kwam in de toren, waar haar voedster zat aan haar spinnewiel, en daar stortte zij neer aan de voeten der oude, en snikte heel luid.
- Wat is er, mijn liefje? vroeg de oude bes verschrikt. Prinsesje, wat is er?
- Ik heb mijn vleugeltjes pijn gedaan! snikte Psyche.
En zij wees aan de voedster de kreuk in haar wiek, die nog niet geheel was uitgestreken.
Toen, met troostende stem en rimpelige hand, streelde de oude voedster langzaam het pijnlijke vleugeltje glad.
naar boven
6
De oude koning, door pages geholpen, liet zich langzaam neer in zijn troon; zijn ministers en hovelingen schaarden zich om hem heen. Nu ruiste veel gekraak van satijn en van goud, en Emeralda trad binnen, de kroonprinses, de Prinses van het Juweel, als haar titel luidde; pages voorop, lijfstaffieren, zijzelve schitterend van pracht in haar sleepkleed van zilversindaal; een kuras van smaragden omprangde haar boezem, een smaragden tiara omprangde haar slapen; de rossige goudene vlechten vielen drie bij drie, met smaragden doorweven, neer langs haar gelaat, waaruit, koel smaragd, trots de ogen blikten, zielloos, ijskoud en verwaten. Hofdames beurden haar sleep. Een groot gevolg van hellebaardiers omstuwde haar juwelene majesteit, en langs haar weg bogen de sidderende hovelingen dieper nog dan voor de koning, omdat zij stervensbang voor haar waren.
Haar volgde Astra met slepende tred. Zij droeg een kleed van azuur met starren bezaaid, een witte mantel vol starren, en haar levende star flonkerde hel in heur haar ravenzwart. De wijzen des lands omstuwden haar: oude grijsaarden, in fluwelen tabbaarden, met zeer lange zilveren baarden, doffe ogen, en wijs toegeknepene lippen.
De beide prinsessen zetten zich rechts en links van de troon. En een ogenblik bleef tussen de wachtende menigte de middenruimte der zaal leeg. Maar toen verscheen Psyche, de derde, Prinses van de Naaktheid met de Wieken. Verlegen trad zij nader, kijkende rechts en links, met het lachje van een kind. Zij was naakt, alleen een goudene sluiertje was met een wrong om haar heupen vastgeknoopt. Als van een kapel stonden-uit haar wiekjes. Zij had geen gevolg: alleen haar voedster volgde haar. En zij was zo lief en bekoorlijk, dat men vergat langs haar weg te buigen, dat de hovelingen glimlachten en fluisterden, vol bewondering omdat zij zo mooi was, in haar allerkuiste onbesmetbaarbeid. Zij liep langzaam voort, verlegen een beetje lachende; toen, dicht bij de troon; waar haar vader haar naderen zag, aarzelend naar hem toe, verwarde haar blote voetje zich in haar slepende goudwaas, en om de treden nu op te gaan, beurde zij hoger de sluier, knielde neer, en kuste des konings hand.
Toen zette zij zich op een kussen, kalm, aan zijn voeten, en was niet meer verlegen, en zag nieuwsgierig rond, en knikte hier en daar een groet als een kind, dat zij was, tot zij eensklaps, rechts van de troon, de smaragden blik van Emeralda ontmoette. Zij schrikte, zij huiverde, koude rilling liep over haar leden, en zij leunde zich in het hermelijn van haar vaders mantel, om het veilig te hebben en warm.
Nu schetterden fanfares, en herauten aan de poort van de zaal kondigden-aan prins Eros, de jeugdige Vorst van het Heden. Hij kwam binnen geheel alleen.
1 comment