Op het strand lag een hele horde schildpadden in de zon. Ik draaide de grootste om, zodat hij op z’n rugschild kwam te liggen met z’n zachtere buik naar boven. Ik doodde hem met m’n zware knots en liep met de schildpad op m’n rug naar huis. Daar sneed ik er een paar repen vlees van, die ik op m’n vuur roosterde. De rest zoutte ik in. Ik maakte het schild grondig schoon en legde daar m’n pekelvlees in. Zo, nu kon ik er weer een tijdje tegen. Aan voedsel had ik voorlopig geen gebrek.
VIJFDE HOOFDSTUK
Ziekte en bezinning
Toch kon ik niet alle dagen thuisblijven. Soms trok ik erop uit met m’n parasol, die nu dienst deed als paraplu. Maar de bananenbladeren hielden geen water tegen; ik werd zo nat als een verzopen kat. Terwijl ik bij het vuur m’n kleren droogde, bedacht ik dat ik genoeg huiden van goudhaasjes had om er een paraplu van te maken. Ik ging aan de slag en na twee dagen was m’n paraplu klaar. Ik ging naar buiten om hem te testen. En jawel, hoor! Vrolijk stapte ik de plensbui in, maar moest al snel terug omdat ik ondraaglijke jeuk aan m’n voeten kreeg. Ik kon bijna geen stap meer zetten. Die gemene zandvlooien waren onder de huid van m’n tenen gedrongen en hadden daar hun eitjes gelegd. Het kostte me veel moeite om ze eruit te peuteren met m’n priem. Het deed ook veel pijn en ik bezorgde mezelf zulke wonden dat m’n arme voeten me amper meer konden dragen. Toen ik de geit buiten de heg wilde laten om te grazen, kreeg ik zo veel pijn dat ik maar besloot haar een paar dagen buiten te laten. Dan kon ik blijven zitten of liggen tot m’n voeten beter waren. Ik was alleen, half ziek, zonder geit en buiten stroomde de regen. Het was meer dan ik kon verdragen. Ik heb die dagen gehuild als een klein kind.
De slopende hitte van het begin van de moesson was geweken. Nu was ik bang dat ik het in m’n lompen wel eens koud zou kunnen krijgen. Maar daarin vergiste ik me toch. Na een tijdje hield de regen op en werd het weer zonnig en warm, zoals toen ik net op het eiland was. M’n voeten waren genezen en ik trok er weer op uit. Overal zag ik jong groen en knoppen aan de bomen en struiken. Toch was het was pas eind oktober!
Maar er wachtte me opnieuw tegenslag. Op een ochtend, toen ik de geit verzorgde, liepen de koude rillingen me over de rug.
1 comment