Ik had de smaak van het vlechten te pakken en maakte ook nog een tas. Ik klom weer in de pisangplant en plukte er nu ook de taaie vezels af. Die kon ik in elkaar draaien en als touw gebruiken. Nu kon ik een visnet maken, zoals ik de vissers aan de Elbe vaak had zien doen. Ik maakte de mazen zo klein mogelijk, met stevige knopen. Toen vlocht ik er nog een draagband aan en hing mijn tas om m’n nek. Al dat werk had veel tijd gekost. Nu ik erover nadacht, drong het tot me door dat ik al negen dagen op het eiland was. Ik kon maar beter een soort kalender gaan bijhouden. Ik pakte een scherpe steen, mijn ‘steen-mes’, en kraste zo mooi als ik kon in de bast van een woudreus het volgende:

Schipbreuk geleden op 1 juni 1682

Robinson Crusoë

Daaronder kerfde ik negen streepjes en nam me voor er elke dag eentje bij te maken.

Al met al wachtte ik dus al negen lange dagen op een schip. Zou er aan de andere kant van het eiland meer kans zijn dat ze me zouden zien? Zolang God het wil, zal ik hier blijven, dacht ik. Maar ik zal wel alles doen om gered te worden. Daarom zal ik morgen met mijn tas en mijn speer het eiland oversteken.

De volgende dag ging ik in alle vroegte op pad. Ik had voor een paar dagen maïs bij me. Eerst wilde ik het bos onderzoeken, dus liep ik naar het noorden.

Tot nu toe was het bos ondoordringbaar voor me geweest, en ook nu viel het niet mee. M’n weg werd om de haverklap versperd door enorme keien of slingerplanten of gras met scherpe randen. Maar na een poosje zag ik een grote, mooie palmboom met prachtige vruchten. Het waren dezelfde die ik wel eens op de kade in Hamburg had gezien. Kokosnoten, had een oude matroos ze genoemd. Het binnenste was heel lekker, volgens hem. Ik klom in de boom en gooide een stel noten naar beneden. Ze kwamen met een harde smak op de grond en het kon niet anders, of ze waren in duizend stukjes uiteengespat. Maar nee! Toen ik weer beneden stond, bleken ze keihard te zijn. Ik kreeg ze niet opengebroken. Je moet toch wat, dacht ik. Ik pakte een zware steen en sloeg daarmee een noot kapot. Daar had je m’n duizend stukjes: een brij van vruchtvlees, melk en schillen. Toch kon ik er wat van eten en dat smaakte verrukkelijk. Bij de tweede kokosnoot pakte ik het voorzichtiger aan. Met een scherpe steen spleet ik de schil en vond nu een mooie, ronde noot vol lekkere melk.